GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 295

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 295

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

magame 29

Gehoorzaamheid aan militair bevel: wanneer wel, wanneer niet? ,,Uiterste toewijding aan de gestelde taak is ,,de ziel" van de militaire dienst", aldus de eerste stelling bij het proefschrift van mr. N. Keijzer. Ze houdt een voorstel in om het ,,Reglement betreffende de Krijgstucht", dat uit 1922 stamt, te wijzigen. Daarin namelijk wordt,,ondergeschiktheid'' beschouwd als de ziel van de dienst. Van ,,ondergeschiktheid" naar ,,uiterste toewijding" is geen kleine stap. Er is een verschuiving in voelbaar van: ,,doen watje wordt gezegd" naar: ,,doen watje kunt"; van onderworpenheid naar inzet. VXJ-magazine, bekend met tal van zgn. ,,dienstverhalen" waaruit vooral een schromelijk gebrek aan toewijding spreekt, vraagt mr. Keijzer hoe de stelling moet worden verstaan. ,,Vooral normatief', zo luidt het antwoord. .,Er wordt geen beschrijving gegeven van een situatie zoals die nu is, maar er wordt een wenselijkheid in uitgesproken". Ondergeschiktheid is volgens mr. Keijzer niet op te vatten ais belangrijkste kenmerk van een krijgsmacht. Er worden in de loop van de geschiedenis dan ook steeds wisselende accenten op gelegd: de Romeinse verhoudingen bijvoorbeeld waren zeer streng; in de middeleeuwen was dat veel minder; in de vorige eeuw werden ondergeschiktheid en discipline weer veel sterker benadrukt. Niet alleen omdat toen voor het eerst overal in de samenleving rationalistische organisatiepatronen werden gevolgd, maar ook omdat het officierscorps voornamelijk uit de adel werd gerecruteerd. Er bestond dus zowel verschil in rang als in stand. ,,Soms leidde dat tot onderdrukking"'.

onderzoek naar de vraag: waar liggen de grenzen van de plicht tot gehoorzaamheid die een ondergeschikte in de militaire organisatie heeft? Welke bevelen moet hij wél, welke bevelen mag hij niet opvolgen? De interesse voor dit onderwerp is bij mr. Keijzer niet louter uit rechtswetenschappelijke gronden ontstaan. Hij was achttien jaar bij de marine, waarvan vijftien jaar als officier. In de loop van die periode kreeg hij de gelegenheid om aan de VU rechten te studeren. ,,Gelukkig heb ik nooit voor het punt gestaan, dat ik moest schieten op een levende vijand", zegt hij, ,,maar je bent toch steeds bezig met de vraag: wat gebeurt er, wanneer ik die opdracht een keer krijg? Kennelijk was ik toen al voldoende

De overdreven nadruk die in de legers van de vorige eeuw werd gelegd op gehoorzaamheid aan de meerdere, is duidelijk aan het wegebben. Er is dus van een golfbeweging sprake. Die is er niet voor wat betreft .,de uiterste toewijding" aan de gestelde taak (het verdedigen van de natie).,,Mijns inziens moet daar de harde kern worden i^ezocht van wat de militaire dienst van iemand vraagt".

Grenzen Het proefschrift van mr. Keijzer (,, The military duty to obey", 475 bidz.) bevat een

mr. N. Keijzer

cnder^eScliiktlieid iS de ziel van de militaire dienst

m. jurist om me ook zonder die opdracht af te vragen: waar liggen nu de grenzen aan wat ik verplicht ben?" In een deel van het onderzoek worden de wetsartikelen zoals die in zes landen bestaan en waarin de militaire gehoorzaamheidsplicht is vastgelegd, met elkaar vergeleken. Straks iets meer daarover. De strafrechtswetenschap beperkt zich echter niet meer tot het bestuderen van rechtsregelen en van uitspraken die ooit door rechters zijn gedaan. Ook het terrein waarbinnen het recht functioneert; ook de effecten van de rechtstoepassing, moeten erbij worden betrokken. Dat betekent dat rechtswetenschappen te rade moeten gaan bij de sociale wetenschappen. Ofschoon men het daarover in rechtskundige kringen wel eens is, wil dat nog niet zeggen, dat een koppeling met succes tot stand kan worden gebracht. De sociale wetenschappen hebben een beschrijvend karakter; het recht is normatief, dat wil zeggen; het schrijft voor, hoe het gedrag zou moeten zijn en dan zwijgen we nog maar over het enigszins experimentele karakter dat de jonge sociale wetenschappen dragen, vergeleken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 295

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's