GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 173

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 173

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MJ magame 39

Bij het heeiigaan van prof. dr. H. R. Rookmaaker

Op zondag 13 maart jl. is, volkomen onverwacht, prof. dr. H. R. Rookmaaker overleden in zijn woonplaats in de Betuwe, waarheen hij een paar jaar geleden was verhuisd. Hij is55 jaar oud geworden. Rookmaaker, die zijn jeugd doorbracht in het toenmalige Nederlands Indië, was van huis uit onbekend met de Bijbel, de kerk en het Christendom. Toen hij 20 jaar oud was in het kamp in Duitsland voor Nederlandse militairen, begon hij de Bijbel te lezen, die hij op latere leeftijd beter kende dan de meesten van ons. Hij werd een militant Christen. Hij was lidmaat van de Vrijgemaakte Gereformeerde Kerk. Na de bevrijding studeerde hij aan de Universiteit van Amsterdam kunstgeschiedenis. In 1959 promoveerde hij op een proefschrift over de kunsttheorieën van Gauguin en diens kring, een boek dat in pocketeditie nog steeds in de handel is en ook in Engeland en Amerika — het is in het Engels uitgegeven — bekendheid geniet bij de vakgenoten. Het schrijven van geleerde verhandelingen en bekendheid bij vakgenoten vormden evenwel niet het hoogste doel dat Rookmaaker nastreefde. Hij wilde met zijn wetenschap de boer op; dié aan de man brengen. Dat is hem ook gelukt, en wel onder andere in talloze lezingen en spreekbeurten. Niet alleen in Nederland, maar in de na de tweede wereldoorlog zozeer voor internationale contacten opengelegde wereld ook bij bevriende studentenverenigingen in het biiitenland, vooral Engeland en later Amerika. Op den duur is hier een netwerk van contacten uitgegroeid, de hele wereld over. Zijn boek Modem Art and the Death of a Culture, dat in het Engels verscheidene drukken beleefde, is ook vertaald in het Japans en in het Frans. Voor de ontwikkeling van het denken van Rookmaaker zijn de theorieën van Dooyeweerd Yan fundamentele betekenis geweest. Als kunsthistorisch student zocht en vond hij aansluiting bij de kring van de Calvinistische Wijsbegeerte. Hoofdgedachten van deze filosofie zijn door hem verwerkt in een cultuur- en kunsttheorie van eigen signatuur. Van zijn behoefte om wetenschap en christendom — maar dan een voor de praktijk nuttige wetenschap en een vorm van praktisch Christendom — tot een eenheid te maken getuigden zijn recensies in Trouw en zijn boekje over Kunst en Amusement, en ook de bijbellezingen die hij hield voor collega's en belangstellenden. Hij kwam al in zijn studietijd in contact met dr. Francis Schaef-

fer, oprichter van l'Abri Fellowship in Zwitserland. Deze organisatie is geenzins een soort van eigen secte, maar een organisatie van kerkmensen. Zij steh zich ten doel intellectuelen die met zichzelf in de knoop zijn geraakt steun te bieden door ze een tijdlang onderdak te bieden (het Franse woord Abri betekent onderdak) in een centrum van bijbellezen en arbeid, muziek, studie, ontspanning, gebed en gesprek. Ook in Nederland heeft Rookmaaker — bijgestaan door zijn vrouw — zo'n Abri-centrum gesticht, en wel in Eek en Wiel. In 1965 werd Rookmaaker benoemd tot gewoon hoogleraar in de kunstgeschiedenis van de Vrije Universiteit. In en door dit pro-fessoraat heeft hij de lijn van de jaren daarvoor doorgetrokken. Aan het einde van zijn leven was hij een kunsthistoricus met een staat van dienst waarbij als vakman trots op mocht zijn. Dit neemt niet weg, dat zijn wetenschappelijke carrière zuiver kunsthistorisch gesproken ongetwijfeld nog heel anders zou zijn geweest als hij zich op puur wetenschappelijke zaken geconcentreerd had. Maar daar was hij de man niet naar. Hij wilde met zijn wetenschap midden in de maatschappij staan. Aangezien hij de eerste hoogleraar kunstgeschiedenis was die de VU kende, stond hij voor de taak een afdeling kunstgeschiedenis van de grond af op te bouwen. Dit pionierschap is een van de punten waar de VU hem altijd dankbaar om zal gedenken. Hij heeft de afdeling kunstgeschiedenis snel zien groeien. Hij heeft haar ook de bredere horizon meegegeven diezijn denken en optreden eigen was. Daarbij valt te denken aan het feit dat de VU door hem Alma Mater is geworden van een aantal buitenlandse studenten. Maar belangrijker is eigenlijk een andere bredere horizon, of misschien moeten wij zeggen diepe wortel. Prof. Rookmaaker was een kunsthistoricus met een persoonlijke signatuur als gevolg van zijn Bijbels-gefundeerde cultuur- en kunstopvatting. Een opvatting die van belang is voor de kunstbeschouwing, voor de kunstinterpretatie en ook voor het kunstenaarschap, om zo te zeggen de kunstproductie. Hij heeft die theorieën niet opgedrongen aan zijn studenten, wel aangeboden. Voelde hij zich thuis aan een universiteit waar de studenten soms radicaal andere gezichtspunten hebben dan de professor? Of zou hij liever aan een instelling hebben gewerkt, waar zijn filosofie het algemeen geaccepteerd uitgangspunt was? Ik dacht het laatste beslist niet. Hij had respect voor de andere mening ook van de jongste student, vooral als hij wist dat dit inderdaad een overtuiging was, goed gefundeerd. Hij hield van discussie en betreurde het als die achter-

wege bleef. Voor zover mij bekend, had hij geen bijzondere affiniteit tot Paulus. Maar wel voelde hij zich een zendeling en was hij aan de VU een soort van nagekomen apostel. Niet iedereen kon dat altijd evenzeer waarderen. Voor Rookmaaker gold in dit opzicht: H ier sta ik, ik kan niet anders. Alsje hem vroeg: wat ben je het meest of het eerste: kunsthistorisch hoogleraar of man van l'Abri en uitdrager van ideeën over christelijke kunst (theorie en praktijk) in allerlei kringen en gezelschappen, dan was zijn antwoord: het één is niet los te zien van het ander. Het is een eenheid. Zijn overtuiging was, dat de kunstgeschiedenis, de praktijk van het kunstenaar-zijn en ook het dagelijks bezigzijn met de kunst, behoefte hebben aan een basis van kunstbeschouwing die uiteindelijk stoelt op een cultuurfilosofie. Hier had hij moderne stromingen aan zijn zijde, die — zij het op hun manier — ook integraal zijn. Van de Vrije Universiteit uit bekeken, is het van wezenlijk belang dat hij zo'n integrale visie geleverd heeft vanuit de reformatorische hoek. Maar omgekeerd, had hij ook de universiteit nodig. Zij was voor hem de mogelijkheid tot wetenschappelijke verdieping en verantwoording, een vorm van toetsing en contact, onontbeerlijk voor het niveau waarop hij de zaken wilde aangrijpen. Hij was ook van mening dat de VU naar oorsprong en doelstelling bij uitstek de universiteit was voor operaties als de zijne, al beschouwde hij de VU 1977 niet als een volkomen ideaal. Maar in dit opzicht was hij nuchter en tolerant. Hij was dankbaar voor de VU. Wij, aan de VU, zijn dankbaar voor hetgeen God in hem heeft geschonken. Zeer dankbaar en voor zeer veel. Voor de opbouw van een afdeling, die in 10, 12 jaar groeide van 5 tot 150 studenten. Voor het leven van een voorbeeld van christelijke wetenschapsbeoefening op een boeiend en belangrijk vakgebied. Ook, niet in het minst — en ook dat is een voorbeeld — voor het slaan van de brug van de theoretische uitgangspunten naar de mensen in hun werk en dagelijkse ervaringen. Hij bereikte er met zijn lezingen tientallen en honderden, met zijn geschriften duizenden. Hij stond met zijn ideeën midden onder de mensen. Dat is wat men zich van een universiteit moet voorstellen. Bij een zeker gevoel van machteloosheid nu hij ons is ontvallen, moet en zal ook overheersen het gevoel van dankbaarheid dat hij door zijn inspiratie voldoende heeft wakker geroepen bij de op hem volgende generatie om, uitbouwend en ontwikkelend wat hij geboden heeft, voort te gaan. 16 maart 1977 C. A. vanSwigchem

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 173

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's