GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 391

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 391

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wimt^jamie37

goed dat ieder aanspreekbaar is op zijn spreken en handelen, en in die gezindheid kom je ver. Dat betekent geen garantie voor een elkaar te allen tijde verstaan en een fundamenteel verschil van inzicht blijkt regelmatig. Doch uit het feit dat iemand tot een andere conclusie komt betekent nog geenszins dat samenwerking met hem is uitgesloten. Binnen een veelkleurige samenleving als die van de VU is er een verscheidenheid in denken die aanvaard kan worden zolang de doelstelling voor die samenleving richtinggevend is, niet als doel in zich, maar als zingevend aan het werk. En dan hebben bestuurlijke organen de taak om voor de werkeenheden (vakgroepen) kansen voor bestaan en ontplooiing te geven.

Andere bestuursorganen Datgene wat geldt voor de Universiteitsraad, zou eigenlijk ook moeten gelden voor andere universitaire bestuursorganen, zo luidt een veel gehoorde uitspraak. Dat klinkt consequent. Want is de bereidverklaring, zoals deze wordt afgelegd door leden van de Universiteitsraad, in wezen iets meer dan zeggen dat de verwachting die er ten aanzien van heifis, terecht bestaat? Betekent die verklaring iets minder dan dat? Anderen zullen juist onderstrepen dat, juist omdat die verwachting bestaat tegenover ieder, de bereidverklaring in wezen niets toevoegt en dat het daarom niet nodig is die ook nog voor andere bestuurders toe te passen. Het argument van met name studenten dat de verworven democratische rechten niet door welke verklaring dan ook mogen worden ingeperkt, mist overigens alle grond. Dat is immers in het licht van het voorgaande een verkeerde belichting van de zaak, een belichting die overigens veel stof heeft doen opwaaien: er zou zelfs sprake zijn van politieke discriminatie! Het is een denkfout. Want als de bereidverklaring (of welke andere toelatingsvoorwaarde voor deelname in besturen dan ook) moet worden gezien als een het VU-karakter beschermende maatregel, dan kan die maatregel dat karakter slechts onderstrepen, doch geenszins bepalen. Het afgelopen jaar is er nu .veelvuldig overleg geweest tussen het Bestuur van de Vereniging en de Universiteits-

raad over de vraag of voor de bestuurders van de circa 25 faculteiten en subfaculteiten niet ook, terwille van de duidelijkheid, de bereidverklaring zou moeten worden ingevoerd. Die vraag hangt ten nauwste samen met de wijze waarop tegen de taak en plaats van de facultaire besturen wordt aangekeken. Vanuit de toenmalige kijk werd aanvankelijk aan leden van faculteitsbesturen instemming met de doelstelling gevraagd, terwijl van de leden van de faculteitsraden, die de beslissingen nemen, op geen enkele wijze expliciet een verklaring van welke aard ook werd gevraagd. Expliciet niet, doch uiteraard bestond ook ten opzichte van hen de verwachting in de geest van de doelstelling tewerk te gaan. Nu twee jaar geleden is voor leden van faculteitsbesturen eveneens als enige toelatingsvoorwaarde - zij het tijdelijk - het afleggen van de bereidverklaring ingevoerd.

waarmee uitvoerig vooraf overleg is gepleegd - op dit moment over de gehele linie van bestuursorganen aan de VU de status quo betreffende toepassing van de bereidverklaring te handhaven. Dat betekent op het eerste gezicht een terugkomen op het aanvankelijke voornemen. Bij nader inzien taxeert het Bestuur echter een meer positieve daad te stellen door voor te stellen de diskussies over allerlei formele maatregelen rond de bereidverklaring voor dit moment af te breken dan te streven naar een in alle opzichten sluitende regeling. Dat laatste moge van belang zijn, de wezenlijke zaak waarom het aan de VU gaat (zoals in bet begin van dit artikel is beschreven) is er niet mee gediend. En juist de bezinning daarover verdient alle aandacht, nu en in de toekomst. De Universiteitsraad heeft zich over onze voorstellen gebogen. Het verheugt het Bestuur van de Vereniging dat die raad zich heeft kunnen verenigen met de strekking van ons voorstel. Dat betekent niet dat er in de Universiteitsraad geen kritische vragen zijn gesteld. Het Bestuur begrijpt dat, want het betreft immers een op waarde schatten van de verschillende overwegingen die vóór of tegen pleiten. En daarover kan en mag verschillend worden gedacht. Met de instemming van de Universiteitsraad met ons beleid is de weg vrij om op het punt van de reglementaire bepalingen rond de doelstelling rust te krijgen. Daarmee is de mogelijkheid geschapen alle zeilen bij te zetten om de vraag naar het doordringen van de doelstelling in het werk aandacht te geven. Daarvoor zuUen wij als Bestuur van de Vereniging ook onze tijd en inzet leveren.

Bestnursstandpornt Door het Bestuur van de Vereniging is het standpunt ingebracht, dat van ieder die een zekere bestuursverantwoordelijkheid draagt in raden, besturen en belangrijke advieskommissies, de bereidverklaring zou moeten worden gevraagd. Die benadering is binnen de universiteit niet gunstig ontvangen. Waarom zou je van al die honderden, waarover het dan gaat, die verklaring vragen die op zich aan de in het reglement verwoorde verwachting niets toevoegt? Het vergt een hele administratie en heeft de neiging de bereidverklaring uit te hollen. Uit gesprekken met vele faculteitsbesturen heeft het Bestuur begrepen dat op dit moment voor een op zich vanzelfsprekende zaak als het op ruime schaal invoeren van een verplichting te verklaren bereid te zijn in de geest van de doelstelling te handelen, het klimaat niet gunstig is. Dat klinkt enigszins berustend, maar het tegendeel is bedoeld. Het Bestuur heeft begrepen dat die van boven opgelegde verplichting het klimaat om na te denken over de doorwerking van de doelstelling bij de vele universitaire aktiviteiten eerder zal verslechteren dan verbeteren. Sterker: verdere reglementering Namens het Bestuur van de Vereniwordt zelfs als een blokkade ervaren. ging voor wetenschappelijk onderwijs Het Bestuur heeft daarom aan de Universiteitsraad voorgesteld — daarin ge- op gereformeerde grondslag: mr. D. Schut - voorzitter heel gesteund door de Ledenraad mr. P. J. Biesheuvel - secretaris

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 391

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's