GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 100

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 100

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

iiO ntagadne 10

en omgewerkt in zijn A new Critique of iheoretical Thought, 4 delen, 1953-1957, alsmede in talloze andere publicaties, waarvan een lijst is opgenomen in de bundel Perspectief (1961). blz. 71 e.v. en de bundel Philo•iophv and Christianity. 1965, blz. 450 e.v., waaraan uiteraard de publicaties vanaf 1965 moeten worden toegevoegd. Onder deze verdienen vermelding vooral zijn op 16 okt. 1965 gehouden afscheidscollege Het oecumenisch-reformatorisch grondmotiefvan de Wijsbegeerte der Wetsidee en de grondslag der Vrije Universiteit. Phil. Ref. 1966, blz. 3 e.v. en Die Philosophie der Gesetzesidee und ihre Bedeutung für die Rechts- un Sozialphilosophie, A.R.S.P. 1967,1 e.v. en 465 e.v.

Transcendentale denkkritiek Kern van deze methodische uitwerking is de zgn. transcendentale kritiek van het wetenschappelijke denken. DOOYEWEERD kwam in de jaren na 1926 tot het inzicht dat het wijsgerig niet verantwoord was om zoals hij in 1926 had gedaan de „calvinistische wetsidee" van Gods schepperssoevereiniteit en van zijn goddelijke voorzienigheid als uitgangspunt voor wijsbegeerte en wetenschap te poneren, zonder het innerlijke verbindingspunt aan te tonen tussen de wetenschappelijke denkhouding èn de bovenwetenschappelijke religieuze boodschap van de Goddelijke Woordopenbaring, waarin de ideeën van Gods Schepperssoevereiniteit en Zijn voorzienigheid gegrond zijn. In zijn werk in 1936 trachtte hij dit verbindingspunt aan te tonen vanuit dat idee van de wijsbegeerte als een totaliteitsvisie op de tijdelijke werkelijkheid. Maar deze „eerste weg" ging op onkritische wijze uit van een bepaalde visie op de wijsbegeerte die niet algemeen aanvaard was in wijsgerige kringen, terwijl bovendien naar het scheen een wetenschappelijk verantwoorde overgang van het niveau van de wijsgerige probleemstelling naar de centraal-religieuze sfeer ontbrak (verg. A new Critique, I, blz. 34). Vandaar dat DOOYEWEERD met name in de 40-er jaren een „tweede weg" ontwikkelt, d.i. de weg van de eigenlijke transcendentale denkkritiek door middel van een onderzoek naar de innerlijke structuur en grenzen van de wetenschappelijke denkhouding zelf. In deze radicale, tot de laatste, algemeen geldige voorwaarden en grenzen van het theoretisch denken doordringende kritiek, waarvan hij een fraaie samenvatting heeft geboden in het

prof. Dooyeweerd in 1955

reeds genoemde Scientia-artikel (opnieuw gepubliceerd in Verkenningen in de Wijsbegeerte, de sociologie en de rechtsgeschiedenis, 1962), heeft DOOYEWEERD op een m.i. wijsgerig verantwoorde wijze het innerlijke verbindingspunt bloot gelegd tussen het wetenschappelijke denken èn de boventheoretische, religieuze sfeer van de GoddelijkeWoordopenbaring. Vanuit de structuur van de wetenschappelijke denkhouding zelf toont hij aan dat het wetenschappelijke denken niet autonoom is in de zin van volstrekt onafhankelijk van de sferen van religie en geloof, maar dat het naar zijn aard door boventheoretische, religieuze grondmotieven wordt beheerst. Het zijn de centrale religieuze grondmotieven, die op het hart van de denker inwerken, die het uitgangspunt, het zgn. Archimedisch punt zijn van iedere mogelijke wijsbegeerte en wetenschap. DOOYEWEERD toont aan, dat de religieuze grondmotieven via drie centrale, regulatieve ideeën richting geven aan het we-

tenschappelijk denken en dit laatste voortstuwen, t.w. een idee omtrent de absolute oorsprong, omtrent de radicale eenheid en totaliteit, èn omtrent de onderiinge verhouding en samenhang van de gehele tijdelijke ervaringswereld. In deze regulatieve theoretische ideeën, die in de aard van het wetenschappelijke denken zelf besloten zijn, komt de innerlijke verbinding tussen het religieuze grondmotief en het wetenschappelijk onderzoek tot stand. In deze ideeën, door DOOYEWEERD samengevat in de door hem later minder gelukkig geachte term „wetsidee", geeft de denker bewust of onbewust theoretisch uitdrukking aan de boven-theoretische, religieuze grondmotieven die op zijn hart inwerken. Het zijn regulatieve grensbegrippen, waarin het denken benadert wat het denken te boven gaat. Deze ideeën verschaffen nooit positieve wetenschappelijke kennis, maar geven richting aan de wetenschappelijke kennisverwerving van de werkelijkheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 100

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's