GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 217

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 217

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uü magame 39

Prof. dr. H. J. van Aalderen over

Beslissen , en aanvaarden In dit nummer begint een rubriek die ontstaat op basis van een reeks gesprekken die VU-magazine heeft met prof. dr. H. J. van Aalderen, directeur van het huisartseninstituut aan de VU. Het zal geen „medische rubriek" in de gebruikelijke zin van het woord worden: er zal niet in de eerste plaats aandacht worden besteed aan veel voorkomende ziekten en hun bestrijding. Het accent zal veeleer liggen op het omgaan met ziekte, de rol van de arts en — niet te vergeten — die van de patiënt. Voor een huisarts is het erg belangrijk, niet uitsluitend te denken in medische termen, maar net zo goed in huis-, tuin- en keukentermen, die we ,,premedisch" zijn gaan noemen. Het gaat dan bij voorbeeld om vragen als: waarom gaat een patiënt met een bepaalde klacht eigenlijk naar de dokter? Wat wil hij van hem? Op een gewoon spreekuur namelijk, komen veel mensen met andere dan zuiver medische vragen: vragen waaraan je met medische kennis alleen, niet zoveel kunt doen. Wanneer er een patiënt bij mij komt met ergens een knobbeltje, waarvan ik in één oogopslag kan zien dat het volmaakt onschuldig is, dan zal ik niettemin moeten begrijpen dat de patiënt er vreselijk over in kan zitten. Zo iemand is niet echt geholpen wanneer ik over zijn angst (,,zou het misschien kanker kunnen zijn?") achteloos zou heen lopen. Ik zal tevens moeten begrijpen dat een patiënt er niet zo gemakkelijk toe komt, rechtstreeks te vragen of dat knobbeltje van hem misschien kwaadaardig zou kunnen zijn. Ik wil hiermee zeggen, dat een patiënt in de spreekkamer lang niet altijd rechtstreeks zegt waar hij voor komt. Soms weet hij het zelf niet eens. Ik bedoel: het hebben van een klacht is één, maar watje daarover aan de dokter wilt vragen is twee. Iemand heeft keelpijn en gaat er mee naar de dokter (tientallen anderen met dezelfde klacht doen dat niet). Wat wil hij? Heeft hij last van die pijn en wil hij er iets voor hebben? Is hij bang dat er een ziekte achter steekt en wil hij worden gerustgesteld? Of is hij de laatste tijd al zo moe en zou hij nu hij ook nog keelpijn heeft het liefst een paar dagen thuisblijven?

l

De rolverdeling tussen arts en patiënt zoals wij die kennen, houdt in, dat de patiënt een klacht op tafel legt en dat de arts een beslissing neemt over wat er vervolgens zal gaan gebeuren, ongeacht de mening van de patiënt daarover. Het is niet zo gemakkelijk in deze praktijk verandering te brengen. Mensen zij n er zo aan gewend dat anderen beslissingen over hen nemen, dat ze ergek van opkijken wanneer een arts het aan hen zou overlaten of ze wel of niet ietstegendiekeelpijnwillen innemen: of ze wel of niet zullen thuisblijven van hun werk. Toch hoort die verantwoordelijkheid bij de patiënt te liggen en niet bij de dokter. Er zijn patiënten die een beetje boos worden als dergelijke beslissingen aan hen worden overgelaten. Jij bent als arts de autoriteit: jij hoort te zeggen wat er gaat gebeuren. Nu geloof ik, dat de medische professie, of de gezondheidszorg, of hoe je het wilt aanduiden, het daar naar heeft gemaakt: men heeft veel te veel beslissingen naar zich toe getrokken. Artsen zij n geen mensen die anderen met raad en daad bijstaan: ze nemen beslissingen over anderen. Het gekke is. datje daarover vaak patiënten kunt horen klagen {,,cle dokter vertelt me nooit iets") maar dat tegelijkertijd, wanneer de keus over wat er zal gaan gebeuren aan de patiënten wordt overgelaten, ze het vaak heel moeilijk vinden die verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb het nu niet over moeilijkheden die kunnen voortkomen uit een gebrek aan kennis van zaken. Naar mijn mening zou het nu juist tot de taak van de arts moeten behoren, de patiënt de alternatieven en de consequenties daarvan zo goed mogelijk uit te leggen. Een klein voorbeeld: ik merk in m'n praktijk keer op keer. dat de patiënten denken dat de pillen die we geven, zijn gericht op het beter maken van de kwaal waaraan ze lijden. In de meeste gevallen is dat niet zo. De meeste pillen zijn'er voor, de klachten wat te verhelpen in de periode dat de kwaal duurt. De meeste ziekten gaan vanzelf over, ook die keelpijn. Ik kan de patiënt een pil geven die er voor zorgt dat hij er niet zoveel last van heeft, maar dat is dan ook alles. Dat soort dingen zou een dokter kunnen uitleggen. De patiënt kan dan beslissen of

hij wel ofgeen pil w i n ot m'n vreugde zijn er een hoop patiënten die als ze horen dat de zaken zo staan, geen pillen willen. Ik heb spreekuren waarop ik maar aan drie van de twintig patiënten iets behoef voor te schrijven. Het is overigens voor een arts niet gemakkelijk z'n handen thuis te houden, 't Is moeilijk om te zeggen: meneer, mevrouw, ik begrij p best dat het ellend ig voor u is, maar ik kan er niks aan doen. Het is veel leuker om iemand bij je te krijgen die een heel duidelijk ziektebeeld heeft, waarvanje kunt zeggen: nu moet u dit gaan slikken dan is het in drie dagen over. Bij sommige ziekten is dat zo; als arts voel je je dan natuurlijk het heertje. Veel komt dat niet voor. Het zou best eens bevrijdend kunnen zijn, wanneer het taboe van de arts die onder alle omstandigheden,, ïveé»/ wat het is" werd doorbroken; wanneer hij zou mogen toegeven dat hij niets kan vinden. Wel zul je daar iets tegenover moeten stellen. Je zult patiënten niet in de kou mogen laten staan. De eerste keer datje tegen een patiënt moet zeggen: ik weet het niet (eigenlijk zegje daarmee: de geneeskunde weet het niet) is erg belangrijk. M'n ervaring is, dat wanneer je over zulke dingen open en eerlijk met je patiënten praat, er toch een heel aantal is, dat daar niet vreemd van opkijkt, al zijn er natuurlijk ook, die dan naar een specialist willen worden door verwezen. Ik probeer ze dan uit te leggen, dat ze dat wat mij betreft kunnen doen, maar dat het niet veel zal uitmaken. Ook van specialisten kun je maar een beperkte verwachting hebben en als je er als huisarts in slaagt je patiënt af te helpen van al te hoog gespannen verwachtingen omtrent „degeneeskunde"; dan is dat al heel wat. Met veel patiënten zou het gesprek eigenlijk moeten gaan over het aanvaarden van ziekte, hoe onprettig die ook is. Van bij voorbeeld een zenuwpijn in de arm kun je een paar weken danig last hebben, maar het aanvaarden daarvan is vaak belangrijker dan wat ik er aan kan doen. Ik denk dat in ons vak de gesprekken over „/ie/aa«vaarden" sXttés belangrijker gaat worden. We moeten niet de suggestie wekken dat ziekte, of dood zouden zijn te ontlopen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 217

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's