GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 458

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 458

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magadne 16 wetenschap" - nl. de wetenschap die wel en die welke niet uit de palingenese. de wedergeboorte, voortkomt - is echter m.i. aan misvattingen en onvruchtbare discussies binnen de Vrije Universiteit ' over hetgeen onder ,,christelijke wetenschap" moet worden verstaan niet onschuldig. Komend tot het eigenlijke onderwerp van zijn referaat gaat Woltjer achtereenvolgens na wat uit de resultaten van het empirisch onderzoek valt af te leiden, wat de natuurfilosofie en de metaphysica tot de benadering van het probleem kunnen bijdragen en tenslotte wat uit de Heilige Schrift en de christelijke religie ten aanzien van het wezen der materie valt te besluiten. Hoewel de conclusie dan moet zijn dat uit geen van deze drie kenbronnen met zekerheid kan worden besloten wat onder het wezen der materie moet worden verstaan, komt het de auteur, alles overwegende, toch voor ,,(Jat wij moeten aannemen, dat het wezen der materie is kracht niet ge'émaneerd uit de eeuwige kracht Gods, maar kracht, geschapen door Zijn Wil, als grondslag voor de houw van hemel en aarde". In de op het referaat volgende discussie werd door negen sprekers veel waardering uitgesproken, zowel voor het feit dat, als voor de wijze waarop de referent dit ontologisch probleem aan de orde had gesteld. Anderzijds werden er echter ook bezwaren ingebracht zowel tegen de eindconclusie als tegen de daarvoor aangevoerde argumenten. Het meest centraal was, naar het mij voorkomt, de kritiek van Bavinck, die er op aandrong af te zien van het streven om, met het toenmalige monisme, alles te herleiden tot één abstract beginsel en liever te streven naar een wereldbeschouwing, die in de natuur de verscheidenheid erkent en tevens de eenheid daarin handhaaft, omdat beide in Gods schepping begrepen zijn. Behalve Woltjer heeft ook Buytendijk eenmaal een referaat geleverd voor een Wetenschappelijke Samenkomst der Vrije Universiteit over een ontologisch onderwerp, en wel in 1922 over het ,,Wezensverschil tussen mens en dier". Bij zijn benadering van dit probleem volgde hij de door Hussert ontwikkelde phaenomenologische methode die ook wel als ,.Wesensschau" wordt aangeduid. Wat daarbij onder ,,schauen''' moet worden verstaan, wordt door Buytendijk zelf aldus omschreven: ,,Dit is wat het ,,schauen" meer doet zijn dun het z-g- denken, het hegrips-

Wis- en Natuurkundige Faculteit in de jaren dertig

matig ordineren, nl. dat hij het ,,schouwen" het zintuigelijk waargenomene met het hierover gedachte als eenheid wordt doorzjen". Alvorens tot deze wijsgerige benaderingsmethode over te gaan, maakt hij zich echter de weg daartoe vrij door eerst uitvoerig aan te tonen, dat noch de vergelijkende physiologic en anatomie, noch de denkbeelden over de genetische samenhang der levende wezens, noch de diverse varianten van de evolutionistische benadering ons in staat stellen tot het wezensverschil tussen mens en dier door te dringen. Eerst daarna maakt hij zijn lezers deelgenoot van de inzichten, waartoe zijn ,,schuuen" - dat is dus het als eenheid ,,doorzien" van het door hem zelf waargenomene met het door hemzelf daarover gedachte - hem heeft geleid. Beknopt samengevat houden deze inzichten het volgende in: De mens bezit en doorleeft een objectieve werkelijkheid, die tegenover hem staat, alsmede subjectieve voorstellingen daarvan. De relatie tussen subject en object is gegrond in de Liefde, welke zich ook in de gestalten van Bewondering, Eerbied en Gehoorzaamheid kan openbaren.

Het dier daarentegen, doorleeft slechts een ,,Umwelt". een levensmilieu, dat niet tegenover het dier staat, waarvan het ook geen voorstelling heeft, maar waaraan het toch actief tegemoet kan treden door middel van zijn psychische gesteldheid, zijn instinct. De tijd noopt mij te volstaan met deze summiere samenvatting van Buytendijk's boeiend en diepzinnig betoog en doet mij er ook van afzien nog in te gaan op enkele andere activiteiten van de Vrije Universiteit met betrekking tot de natuurwetenschap vóór 1930. Slechts moge ik mij nog een persoonlijke opmerking veroorloven. Tijdens mijn studie aan de Leidse Universiteit, waar het onderwijs in de exacte vakken van alle wijsgerige vorming was gespeend en waar het denkklimaat door de positivistische wetenschapsleer werd beheerst, is het kennisnemen van de geschriften der Vrije Universiteit met betrekking tot de verhouding tussen natuurwetenschap en wereldbeschouwing voor mij van grote betekenis geweest. Mijn beslissing om de mij aangeboden benoeming tot hoogleraar in de natuurkunde aan die universiteit te aanvaarden is daardoor in niet geringe mate beïnvloed geweest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 458

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's