GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 462

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 462

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wl magazine 20 handzaam p r o d u k t t e hebben, ik heb nl. een vloeistof en vloeistof heeft de onplezierige eigenschap dat het overal heen loopt, als het vat waarin het zit lek raakt. Dan heb ik er geen kontrole meer over. In een bus gegoten is het vrij ongevaarlijk: het mag vallen, er mag een barst in komen, maar er gebeurt verder niets. Voor het bovengronds hanteren en het inbrengen in de mijn en het opbergen is het een fraaie oplossing. Ligt de bus opgeborgen in het zout en kruipt het zout door de warmte tegen de bus aan dan zit het glas geheel in het zout opgeborgen. Die stralingsschade aan glas is na opberging, na isolering door het zout in de koepel, geen probleem meer." Ook Klarisse Nienhuys wil wel bevestigen dat glas vermodelijk de beste verpakking is, wat nog niet wil zeggen dat het goed is: „Het is bekend dat je bij de huidige stand van de technologie op het gebied van verglazing erop moet rekenen dat het glas (als gevolg van de spanningen in glas en de concentratie van de radioactieve inhoud) vermoedelijk na enige tijd uit elkaar valt. Het begint met scheuren, gevolg: oppervlaktevergroting. Dat kun je gemakkelijk berekenen: een cilindertje van 15 tot 20 cm van massief glas heeft een niet zo grote oppervlakte. Zo gauw dat in brokken uiteenvalt is er al een oppervlaktevergroting. Dat heeft gevolgen voor de leksnelheid. Die is nl. evenredig met het oppervlak." Totnutoe is er uitsluitend met laboratoriumprodukten gewerkt. Het is de vraag of het afval, op industriële schaal verwerkt in glas, een even goed eindprodukt zal opleveren, en opgeborgen in een zoutkoepel lang houdbaar zal blijven. Dat zal mede afhangen van de kondities in de zoutkoepel. Nienhuys: „ W a t er in laboratoria plaatsvindt gebeurt we? met de juiste hoeveelheid afval, is niet opgeslagen onder de kondities waaronder dat in een zoutkoepel zal gebeuren. Bovendien zul je het glas nog een honderdtal jaren moeten opslaan wil je tot zinvolle resultaten komen, want dat is de termijn van de grootste warmte-ontwikkeling. Op zichzelf hoeft niemand e r v a n wakkerte liggen dat op 800 m diepte in het zout het glas kapot gaat. Het probleem ontstaat als er water bijkomt. Dan zal het heel erg snel gaan. Dan ontstaat een volstrekt onkontroleerbare situatie. Op die onkontroleerbaartieidzullen we ons terdege moeten instellen."

Wi magazine 21 Parels in B-Mol Vanwege al die onzekerheden rond glas w o r d t er allerwege druk geëxperimenteerd met andere v o r m e n van glasverpakking. In Duitsland is men bezig glas te herkristalliseren door uitgloeiing. Het glas w o r d t tien uur lang op 800°C gehouden zodat een veldspaatachtig produkt ontstaat. In Mol (B) is weer iets anders bedacht: men neemt glaspareltjes, druppels glas en laat die op een plaat vallen. De achterzijde van die plaat w o r d t met water koud gehouden waardoor de pareltjes ogenblikkelijk stollen. De pareltjes gaan in een bus en het geheel w o r d t met vloeibaar lood overgoten. De warmtegeleiding schijnt goed te zijn.

Verpakking: SYNROC De Australische hoogleraar Ringwood bedacht ook iets: het kunstmatig gesteente SYNROC. Hij stelde vast dat er mineralen zijn waar radio-isotopen in blijven zitten onder zeer verschillende geologische omstandigheden: verwering, d r u k en temperatuurverschillen, verschillende diepten in de aardkorst. Die mineralen bootste hij na in SYNROC. Het idee erachter is dat je rekening moet houden met onze beperkte kennis en daarom een materiaal maken waar onze kennis tot op heden in verwerkt zit. Dus zoiets als: je w i l t naar de maan met een raket, maar je weet niet hoe zo'n ding te bouwen, dus neem je een vliegtuig, want dat kun je wél. DeSYNROC-lobby begintte groeien, ondanks het cynische kommentaar van ir. Hamstra dat de goede man slechts een brallend boekje schreef omdat hij geld voor onderzoek nodig had. Wetenschappers die de kritiek erkennen, maar het hele opslagplan als zodanig nog niet willen verwerpen, gaan over op SYNROC. Op het onlangs in Utrecht gehouden s y m p o s i u m over afvalopberging in zoutkoepels was een aantal van deze verlichte wetenschappers te horen. Het afval zoals dat w o r d t aangeboden bestaat uit een mengsel van ongeveer zestig verschillende radionucliden. Ringwood heeft er tot nu toe twee of drie kunnen inbouwen in SYNROC. Hamstra: „ W a t met glas wèl kan, nl. bij het aanmaken de vloeistof en alle radionucliden voegen bij zand en soda en dat zodanig verhitten dat alle radionucliden in hetglas i n g e b o u w d zijn, kan Ringwood met

'DATTOCHOVIï^BODict!

DRENTE z o /*«•,

(^IfOffQ

zijn SYNROC nog steeds niet waarmaken. Het is een knappe vent als het hem lukt."

Vervoer: op weg naar de zoutkoepel Het vervoer naar de zoutkoepel gaat per as of per rail. Er is een zekere voorkeur voor het spoor. Het KSA uit het buitenland zal zeker per spoor komen, o m de drukke wegen niet extra te belasten: KSA niet blij in de rij maar fijn in de trein. Het lagere aktieve afval komt met containerwagens. Dat zal een dagelijks transport zijn. Het afval w o r d t in een grote loodpot vervoerd. „Een terrorist kan daar niet bijkomen" zegt ir. Hamstra. En een trein opblazen, heeft dat geen enkel effekt?" Als het in de stad zou gebeuren, breekt daar een aantal ruiten. Maar er komt geen straling vrij, want die pot krijgen terroristen niet stuk." En inderdaad, de eisen waaraan zo'n loden pot moet voldoen zijn bijzonder streng: hij moet van negen meter hoog kunnen vallen en brandbestendig zijn. Ook de wijze van afdichting met deksels is zeer zorgvuldig. „Ik zie een terrorist z'n handen daaraan niet vuil maken, daar hoeft niemand bang voor te zijn. Wil een terrorist het afvalblok eruithalen, dan doet hij zichzelf nog het meeste k w a a d . " Gebeurt er toch iets waarbij straling vrijkomt dan moet de plaats des onheils afgezet worden. „ N e t zoals hier bij het ECN heb je ploegen die het afval met afstandsbediening kunnen opruimen. Maar nogmaals, ik kan me niet voorstelten hoe je zo'n loden pot stuk krijgt." Klarisse Nienhuys kan dat daarentegen wél. „Dat die loodpot van negen meter hoog moet kunnen vallen, betekent zoveel als een botsing van vijftig kilometer per uur. Het geheel kan stukgaan waarbij er vluchtige radioaktieve stoffen gaan weglekken. Als het o m hele splijtstofstaven gaat die naar een opwerkingsfabriek worden vervoerd, dan komt er een onplezierige hoeveelheid straling vrij. Gebeurt dat bij een grote stad, dan moet je op meer dan tien mensen rekenen die daar wat van oplopen, misschien meer, dat hangt er van af. Als het allemaal verpakt is in een opwerkingsfabriek en het valt er af tijdens het transport per vrachtwagen of per trein, zal er met het glas niet zoveel gebeuren. Met het overige afval is het nogal wat anders. Bitumen is asfalt en asfalt is brandbaar, maar voor sommige categorieën is er gewoon niets beters. Je moet dus geen brand hebben. Er gaan niet onmiddellijk mensen dood, maar ademt een aantal mensen wat in dan zullen de gevolgen pas na twintig jaar of in volgende generaties blijken." Een trein met radioaktief afval raast door de stad. Tegenliggende trein. Botsing. Er komt straling vrij. Bij de familie Hamstra, elders in de stad, breken enkele ruiten. De familie Nienhuys is er erger aan toe: daar heeft een aantal mensen stralingsschade opgelopen die na een aantal jaren zichtbaar wordt. VU-magazine oppert hier voorzichtig dat de mate van stralingsschade afhangt van je overtuiging: de straling onderscheidt schapen en bokken. Ik ben bang dat niemand het echt weet.

Kommentaar van Prof. Joh. Blok (lid van de Gezondheidsraad): „Het is wel degelijk te berekenen, mits je het scenario van het ongeluk weet. Als 100 mensen (veel!) ieder 100 rad oplopen (zeer veel!) is er één extra kankergeval te v e r w a c h t e n " .

Veilig onder de grond? In het laatste rapport van de Interdepartementale Commissie voor de Kernenergie (ICK) staat een risico-analyse. Allerlei mogelijke problemen en kalamiteiten w o r d e n daarin haarfijn berekend. In deze risiko-analyse is de ergste ramp niet erg genoeg: aardbevingen, bliksems, meteoreninslagen, overstromingen en terroristenakties wisselen elkaar in ijltempo af. Maar ook voor het gewone heeft het ICK oog gehad: de Drent die bovenop de koepel w o o n t en daar z'n dagelijkse bakje koffie en thee zet en aardappels kookt met water dat mogelijk besmet is via de zoutkoepel. Gaat hij daaraan dood of niet? We zeiden het al: de eerste 250.000 jaar gebeurt er niets. Klarisse Nienhuys: „Ik heb bezwaar tegen een dergelijke benadering: in deze v o r m van risicoanalyse w o r d t op geen enkele wijze rekening gehouden met onberekenbare factoren. Men is niet eerlijk genoeg o m toe te geven dat we het g e w o o n niet weten, en dat hier een grote onzekerheidsfaktor zit." - Wat zijn die niet-berekenbare faktoren? „ T w e e verschillende dingen. Ten eerste: het menselijk ingrijpen in z'n algemeenheid. In Duitsland is door de eeuwen heen flink aan zoutkoepels gemorreld. Zoutkoepels hebben altijd de nieuwsgierigheid van mensen opgeroepen. Stop je er kernafval in dan betektn dat wellicht een extra nieuwsgierigheidsfaktor. Stel dat er nieuwe mijnbouwtechnieken komen, (ze zijn al in ontwikkeling), waarbij w e bijv. via uitlogen van zout aan zoutwinning gaan doen i.p.v. hakken in de mijn. Dan zit er opeens een kolossaal gat in, wat in het geheel niet meer voldoet aan welke in Nederland bedachte risiko-ananlyse dan ook. Men doet dat af als onwaarschijnlijk: de kans is klein, dus w e houden er geen rekening mee. Hetzelfde geldt voor de kwaliteit van de afdichting. Stel, w e b o u w e n in 1990 een kerncentrale. Een kerncentrale heeft een bedrijfsperiode van dertig jaar, dan is hij uitgewerkt. Dan staat daar een uitgewerkte centrale die minstens vijftig, maar vermoedelijk honderd vijftig jaar moet afkoelen. Dat betekent dat honderdvijftig jaar na nu de mijn pas dicht kan worden gemaakt. Is dan de expertise o m mijnen überhaupt dicht te maken (want het gaat o m heel andere dan traditionele kolenmijnen, die w e bovendien nooit hebben afgedicht), aanwezig? Zijn er zoveel mensen in de kerntechniek opgeleid datze dat willen en kunnen doen? Is de bereidheid aanwezig o m tot die tijd een afdoende bewaking in te stellen? Al dit soort vragen komt in de officiële Nederlandse analyses niet aan de orde. Ik vind dat een ongelooflijke wissel trekken op de bestendigheid van de samenleving en honderdvijftig jaar is ongelooflijk lang voor dit soort funkties. Ga maar eens honderdvijftig jaar terug in de geschiedenis!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 462

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's