GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 258

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 258

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magaTJuie 36 teruggaan van beide versies op een originele bron wijst. Bekijken we hel zondvloedverhaal zoals ons dat in Genesis overgeleverd is nog eens nader dan ontdekken we bovendien dat er evenals er twee scheppingsverhalen zijn (Gen. 1-2:4 en Gen. 2:4-einde) eigenlijk twee zondvloedverhalen zijn, hoewel niet zo duidelijk van elkaar onderscheiden als de twee scheppingsverhalen. Zo weet de ene versie van beide zondvloedverhalen te melden dat de zondvloed in het 600ste en 601 ste jaar van Noach moet hebben plaats gevonden en dat die vloed een jaar duurde (Gen. 7:6.11.12.24; 8;3b5.13a. 14). Ook wordt in die versie een uitvoerige beschrijving van de ark gegeven (Gen. 7:13-22). welks ingang zich aan de zijkant (7:16) bevond en laat deze versie van alle dieren er één paar gered worden. De andere versie echter zegt dat er 40 dagen regen viel en het verloop van het water 40 dagen duurde, dat van de reine dieren zeven Pciar en van de onreine één paar gered werden, terwijl de opening van de ark zich op het dak bevond (Gen. 8:6. 13b). Beide versies, die op een in het Nabije Oosten en ver daarbuiten verbreide verhalencyclus berusten, zijn kunstig verbonden tot één verhaal.

Babylonië Blijven we nog even bij dit stukje alom in het oude Nabije Oosten bekende literatuur dan kan men vragen - en iemand die zich wetenschappelijk met het OT bezig houdt, moet dat ook vragen - : wanneer is in Israël dit verhaal gecreëerd, waar en mogelijk door wie? Verschillende overwegingen leiden dan naar de tijd van de babylonische ballingschap toen Juda wel op een bijzondere wijze met de babylonische cultuur, taal en godsdienstige voorstellingen in aanraking kwam. Vóór die tijd was Babel beslist geen vijandige natie voor Israël. Veeleer waren dat Assyrië of Egypte. Maar is het dan niet merkwaardig dat in Gen. 1-1! scheppings- en zondvloedverhalen voorkomen, waarvan we min of meer parallelle verhalen uit Babylonië kennen? Bovendien staat in Gen. 11 het beroemde verhaal van de torenbouw van Babel. hoewel de stad pas in het begin van het tweede millennium v. Chr. gesticht moet zijn en haar torens, die op Juda in ballingschap wel een bijzondere indruk gemaakt moeten hebben, uit een nog latere periode moeten stammen. Dit alles leidt tot de veronderstelling dat het gedeelte Gen. 1-11 tijdens de

.Slot van h«t zondvloedverhaal in het a<>s\risch-babvk)nisch spijker<<chrifl.

ballingschap door judese ballingen gecomponeerd moet zijn. Men heeft, vooral in de laatste decennia, ook meer oog gekregen voor de andere wijze van vertellen van iemand die in het oude Nabije Oosten leefde, vergeleken met iemand die in Griekenland zijn leven doorbracht.

Odyssee Ik wil u een verhaal voorleggen dat u in Homerus' Odyssee vinden kunt en daarnaast een bijbels verhaal ter vergelijking. Het voorbeeld is ontleend aan het boeiende boek van Erich Auerbach, Mimesis^. 1964. Degriekse zanger vertelt in zijn heldenzang dat Odysseus, na vele omzwervingen na de Trojaanse oorlog, op zijn eiland arriveert waar zijn vrouw, hoewel door een groot aantal minnaars omringd, trouw op hem wacht. Voordat hij zich echter aan zijn vrouw bekend kan maken, moeten eerst de minnaars onschadelijk worden gemaakt zonder dat Odysseus van te voren herkend wordt. Toch wordt hij herkend, en wel door zijn oude voedster, aan een lidteken op zijn been. Dit nu - daar gaat het om - wordt door Homerus in een negentigtal versregels zeer uitvoerig beschreven. Geen bijzonderheid wordt hierbij overgeslagen. Het verhaal krijgt er iets langdradigs door. Zelfs op het dramatische hoogtepunt van de herkenning, welke

Odysseus voor zijn vrouw Penelope verborgen wil houden, verzuimt de grote dichter niet zijn toehoorders mee te delen dat het de rechterhand van Odysseus is, waarmee hij de oude voedster naar de mond grijpt om haai het spreken te verhinderen, haar intussen met de linkerhand naar zich toetrekkend. Het zou te ver voeren allerlei details mee te delen, maar legt u naast dit verhaal van Homerus eens Gen. 22 waarin verteld wordt dat Abraham zijn zoon Izak moet gaan offeren, voorwaar ook een dramatisch hoogtepunt in de verhalen rondom deze aartsvader. Het begint; ..Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: * Abraham", en hij zeide: 'Hier ben ik""". Wat een verschil met Homerus. Waar bevinden zich de beide sprekenden? Het wordt niet gezegd. De hoorders weten dat beide sprekers zich niet altijd op dezelfde plaats kunnen bevinden. De éne is God die ergens van boven of van ver moet komen om met Abraham te spreken. Waar komt Hij vandaan? Homerus zou niet verzuimen te vermelden dat Zeus bijv. van de Ethopen komt waar hij juist aan een banket heeft aangezeten. Niets wordt verder verteld over de oorzaak van de zware proef die Abraham moest ondergaan. De gedachten van Gods hart worden niet meegedeeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 258

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's