GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 183

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 183

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

^magazines Dit behoeft echter niet in te sluiten dat de Moslim zou moeten streven naar een moslimse staat. De staat is, zo betoogt hij, een maaksel van mensen (perbuatan manusia) om de rechtsorde te handhaven. Ze wordt wel beïnvloed door de godsdienst, maar valt niet met de godsdienst samen. Hij geeft toe dat er een periode is geweest van een moslimse theocratie. Maar deze periode heeft tevens gedemonstreerd wat het gevaar is van een theocratische staat, nl. dat de godsdienst verlaagd wordt tot een instrument van de staat (agama menjadi perkakas negara). Hij pleit daarom niet voor een scheiding van staat en religie, maar wel voor een scheiding van de organisatie en regeling van het staatkundige leven en de organisatie van het godsdienstige leven (perpisahan antara urusan agama dan urusan negara). Daarna stelt hij de vraag aan de orde hoe het dan met de wetgeving geregeld moet worden. Moet de wetgeving niet gebaseerd worden op de Koran? De Koran, betoogt hij, is primair een religieus boek, het is geen wetboek. (Quran istiméwa adalah dasar agama Islam, bukan Kitab hukum). De Koran geeft geen regelingen voor internationaal recht, arbeidsrecht, handelsrecht, staatsinrichting, civiel recht enz. Hij wijst er dan op, hoe als men beweert dat de Koran wel als handboek van wetgeving moet worden gehanteerd het gevolg is, dat de volkseenheid verbroken wordt en leden van andere religieuze gemeenschappen aan een andere wetgeving moeten

worden onderworpen, zoals dat in Turkije onder de Osmanen het geval was, toen niet-moslimse groepen onder een buitenlandse rechtsbedeling vielen. Een volk moet in onderling overleg zijn wetgeving opstellen. De landswetten mogen niet samenvallen met de religieuze wetten, al mogen ze wel de invloed van een religie tonen en al moeten ze van religieuze geest (jiwa agama) doortrokken zijn (Ra-jat negara itu sendiri mesti mengadakan hukum hidupnja jang teratur dengan permusjwaratan bersama). Blijkbaar staat hem daarbij voor ogen unificatie van de wetgeving in de Republiek. Hij eindigt zijn betoog dan met een pleidooi voor een moderne rechtsstaat, waarin de ,,urusan negara" (staatkundige regelingen) en de ,,urusan agam a " (religieuze regelingen) gescheiden worden. De ,,urusan negara" is, zo zegt hij, ons aller werk. De .,urusan agama" is de taak van de Islamitische gemeenschap". Zo ontstond langzaam, maar nadrukkelijk een consensus die leidde tot de oprichting van een Pantjacila-staat, waarin wèl de religieuze dimensie van menselijk leven en samenleven werd en wordt erkend, maar een staat met een religieus-pluralistisch karakter. Het is voor ieder die Indonesië kent, duidelijk dat zowel onder Sukamo als onder Suharto tot voor kort de vrijheid van godsdienst voluit werd erkend en gepraktizeerd. Er zijn in Azië weinig landen te noemen waarin de vrijheid van godsdienst zo sterk werd beleefd in de praktijk en waar het juridische

Dr. G. S. S. J. (Sam) Ratu Langi (Christen-Menadonees) voor wie tlians in Menado een standbeeld is opgericht voor zijn aandeel in de Indonesische onafhankelükheidsstrijd.

Mr, J, Latuharhary, christen-ambonees en Indonesisch nationalist, voor de 2e wereldoorlog voorzitter van de Sarekat Antbon, na 1950 gouverneur van de Molukken.

kader van die vrijheid zo duidelijk was vastgelegd in de wetgeving. De basisafspraak werd tot midden 1978 de jure en de facto gehouden. Daarom kwamen de decreten, waarover nu zoveel wordt gesproken en geschreven zo hard aan. De vraag rees en rijst: wordt daarmee de basis-afspraak geschonden? En wordt nu de vrijheid van godsdienst een dode letter of niet? Of interpreteren wij deze decreten fout? In augustus 1978 werden door het ministerie voor godsdienstzaken dat momenteel wordt geleid door Minister H. Alamsjah Ratu Perwiranegara (die o.a. enkele jaren ambassadeur in Den Haag is geweest), twee decreten afgekondigd die de gemoederen onder christenen heftig in beweging hebben gebracht. De volledige tekst van deze decreten, t.w. 70 en 77, zijn al in ,,Wereld en Zending", in ,,Exchange" en in allerlei rapporten van bezoekreizen volledig gepubliceerd. Daarom volsta ik hier met een korte formulering van de teneur van deze decreten, die zonder enige consultatie met de betrokken religieuze gemeenschappen zijn afgekondigd. Decreet no. 70 begint met een oproep om bij de ,,verbreiding en bevordering van de godsdienst,, zich te laten leiden door de geest van goede verstandhouding, wederzijds begrip en door de drang elkanders gevoelens te ontzien overeenkomstig de geest van ,,Pantjacila". In deze eerste zinsnede wordt verbreiding van de religie nog niet verboden, maar gaat betoverde ,,tjara", de wijze van interreligieuze communicatie. Als in het decreet niet meer stond dan deze zinsnede zou men kunnen veronderstellen dat het decreet uitsluitend gericht is i&gQnagressieve vormen van wederzijdse beïnvloeding, die in strijd zijn met dialogische, respectvolle omgang met elkaar. Maar in de volgende zinsnede staat iets dat veel verder gaat, nl. ,,dat het niet geoorloofd is bepaalde godsdienstige overtuigingen te verbreiden, indien zij gericht zijn op een persoon en/of personen die reeds een andere godsdienst belijden", en voorts, indien ze gepaard gaat met sociale diakonia en indien dit gebeurt door middel van ,,verspreiding van pamfletten, bulletins, tijdschriften, boeken, enz. in streken/huizen van andersdenkenden" en,,indien dit huis aan huis gebeurt bij degenen die reeds een andere godsdienst belijden, onder welk voorwendsel ook''. In feite wordt hier de missionaire communicatie voor ongeoorloofd ver-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 183

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's