GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 130

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 130

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iff} magazine 40

Uit de hortus door Daan Smit

enige hoog groeiende kruidachtige inheemse planten

V

Vaak is het noodzakelijk een eentonige vlakke beplanting te doorbreken om zodoende het geheel wat aantrekkelijker te maken. Dat kan op eenvoudige wijze gebeuren door het planten van enkele hooggroeiende inheemse gewassen. Bij voorkeur kiezen we voor dit doel één- of tweejarigen, zodat we niet steeds gebonden zijn aan dezelfde standplaats. De koningskaars (Verbascum thapsus) en de stal kaars (Verbascum thapsiforme) zijn hier o.m. voor te gebruiken. Uiteraard komen nog vele andere soorten Verbascum in aanmerking. Ook de wegdistel (Onopordon acanthium) die wel 2,50 m hoog kan worden, kan als solitair een bijzonder effect te weeg brengen. Niet alleen in bloei is deze witte geweldenaar een blikvanger, ook het bladrozet, bestaande uit grote zilverwitte bladeren, is heel decoratief. In dit rijtje hoort ook de wilde kaardebol thuis (Dipsacus fullonum). Het grappige van deze plant is. dat de bladeren van de ,,zijtakken" stengelom vattend zijn, waardoor een kommetje ontstaat. Na een regenbui blijft daar lange tijd water in staan, waarvan insecten en zelfs vogels komen drinken. Om u op een mooie zomerse avond, zittend in de tuin nog te laten genieten van bloemen, die zich juist op dat uur van de dag openen, mag u de teunisbloem (Oenothera biennis) niet vergeten. De grote, heldergele bloemen worden graag door nachtvlinders bezocht. Het is erg fraai om daar 's avonds een ,,spotje" op te richten, zodat u er van het terrasje of uit huis zicht op hebt.

Al de hier genoemde hoog groeiende planten mogen na de bloei beslist niet worden verwijderd. Hun skeletten blijven nog erg lang fier en stram staan en geven wanneer het stevig gevroren heeft of er sneeuw is gevallen, een heel aparte sfeer aan uw tuin. Het enige nadeel is vaak dat ze zo ontstellend veel zaad produceren, dat zich uiteraard overal in de tuin uitzaait. In 't voorjaar, wanneer de zaailingen zich ontwikkelen, moeten ze snel uit de tuin worden verwijderd, om te voorkomen dat ze andere, waardevolle planten overwoekeren. Uiteraard laten we er hier en daar een staan om zodoende jaarlijks verzekerd te zijn van een of meerdere bloeiende exemplaren. Dit wieden brengt met zich mee, dat u de kiemplantjes wel moet her-

kennen. Daarmee kunt u al in het najaar beginnen, want vele ontkiemen al in de nazomer! Het vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) is ook zo'n hoog opgroeiende tweejarige, die na de bloei wel meteen kan worden afgesneden, omdat de structuur van de stengel niet erg stevig is en snel wegrot. De hele plant wordt, in tegenstelling tot de zojuist genoemde hoge tweejarigen, nooit verwijderd, omdat het vaak voorkomt dat de oude plant aan de basis weer uitloopt. Buiten het hier omschreven vingerhoedskruid zijn nog meerdere soorten het planten waard! Vochtminnende inheemse planten; vleeseters Tijdens de aanleg van een wilde planten-tuin verdient het aanbeveling een speciaal

stukje te creëren voor vochtminnende planten. Dit kan op dezelfde manier gebeuren als we bij de vijver of bij het aanbrengen van kunststof folie bespraken. Op zo'n 5-25 cm diepte is reeds voldoende. Wanneer we zorgen voor een goede afwatering door middel van een drain, zodat deze meteen kan worden gebruikt voor het toedienen van water tijdens droogte, kunnen leuke resultaten worden bereikt. Het is dan wel zaak een goede veenachtige grondsoort op de folie aan te brengen, waarbij we het midden van het natte stuk als diepste punt houden, dat voortdurend net even onder water staat. In dit uiterst natte stukje kunnen de verschillende soorten zonnedauw worden gekweekt, zoals de kleine zonnedauw (Drosera intermedia), ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia) en het lange zonnedauw (Drosera anglica). Willen we deze ,,vleesetend e ' " plantjes met enig resultaat kweken, dan moet van zaad worden uitgegaan, dat bijvoorbeeld op een voortdurend vochtige turf wordt uitgezaaid. Zijn de plantjes eenmaal groot genoeg om verplant te kunnen worden, dan worden ze uitgezet op de daarvoor bestemde plaats. Tussen de plantjes worden verse, levende kopjes veenmos (Sphagnum) gezet die, wanneer het milieu goed is, meteen verder zullen groeien. Om dat milieu voor deze plantjes te bevorderen, moet ten eerste de grond van goede kwaliteit zijn; een goede veengrond met een pH-waarde (zuurgraad) tussen 3-5 is uitstekend geschikt. Ten tweede mag het water (het gietwater evenmin!) geen kalk bevatten, want is dat wel het geval, dan sterven de zonnedauwplantjes een gewisse dood. Datzelfde geldt voor het vetblad (Pinguicula vulgaris), ook een vleesetend plantje, zoals ook het bleekgele blaasjeskruid (Utricularia ochroleuca), dat geheel onder water moet groeien, doch erg moeilijk in kuituur te houden is. •

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 130

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's