GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 181

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 181

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

m magazine 3

Vrijheid van godsdienst in Indonesië opnieuw in discussie door prof dr. J. Verkuyl De redactie vroeg mij om in dit blad enkele pagina's te wijden aan de wijze waarop gedurende iiet laatsfe jaar de vrijheid van godsdienst in Indonesië opnieuw ter discussie is gesteld. Ik voldoe met aarzeling aan dit verzoek omdat die vrienden in Indonesië die bij dit nieuwe geding betrokken zijn herhaaldelijk hebben gevraagd om hun interne beraad hierover met de Indonesische regering niet te storen door publicaties in de buitenlandse pers. Intussen zijn echter reeds allerlei artikelen over deze aangelegenheid verschenen. O.a. in „Hervormd Nederland" van 24/2/79 en in het Indonesië-no. van „Wereld en Zending" (8e jaargang no. 1), Aan deze zaak werd een t.v.-uitzending van „Ander Nieuws" gewijd, waarin de heer Jone Bos,, directeur van ICCO, objectief dit gevoelige probleem besprak, (eind maart 1979). Ook de Indonesische Ambassade wijdde er op 3 november 1978 een speciale editie aan. Nu dit nieuwe geding op allerlei wijze toch in de publiciteit is gekomen, ben ik bereid om daar ook in dit blad aandacht aan te schenken. Om twee redenen: in de eerste plaats omdat ik van zeer nabü de worsteling om godsdienstvrijheid heb meegemaakt bij het ontstaan van de Republiek Indonesië en de basis-afspraak heb gevolgd die daarover gemaakt is bij de geboorte en internationale erkenning van de Republiek Indonesië. Het is wellicht nuttig om op dit moment van de geschiedenis van Indonesië aan diè basis-afspraak te herinneren, opdat wij die niet vergeten. In de tweede plaats wil ik, zoals ook dr. A. de Kuiper (van het Nederlands Bijbelgenootschap) en de heer J. Bos van ICCO dat deden, door middel van dit artikel opwekkend tot meeleven, mee-bidden, mee-denken met hen die in dit nieuwe geding een hand in het vuur hebben gestoken voor de onbeperkte uitoefening van het grondrecht der godsdienstvrijheid.

Toen de Republiek Indonesië zich in statu nascendi bevond, was één van de kernproblemen de erkenning en de regeling van de godsdienstvrijheid in de grondvi'et-in-wording en in de praktijk. Bepaalde moslimse leiders poogden van de Republiek een moslimse theocratie te maken. Zo stelde de leider van de Muhammadijah, H. Hadikusumo voor om de preambule van de grondwet te beginnen met de volgende woorden:, ,De staat is gefundeerd in het geloof in Allah met de verplichting om de moslimse wet te praktiseren". Dit voorstel werd niet aanvaard. Later ontstond het zgn.,, charter of Jakarta'', met een poging om in ieder geval de Islam voor aanhangers van de Islam te maken tot een ,,protected religion", zoals bijvoorbeeld in Malaysia voor de Maleiers de Islam verplichtend is. Zo wilde h e t , , chart er of Jakarta" aan de moslimse gemeenschap de beoefening van de moslimse wet verplichtend opleggen. Maar ook het ,,charter of Jakarta" werd door het studiecomité dat de ontwerp-grondwet prepareerde, terzijde geschoven en er ontstond een grondwet waarin de vrijheid van godsdienst werd vastgelegd in Art. 29. Dat artikel luidt als volgt: 1. De staat is gebaseerd op het geloof in ,,Ketuhanan jang mahaesa". 2. De staat waarborgt de vrijheid van elke ingezetene om zijn eigen godsdienst te belijden, zijn godsdienstige- en geloofsplichten uit te oefenen en van godsdienst te veranderen. Het eerste deel van dit artikel is een verwijzing naar de Pantjacila-ideologie als staatsideologie. Deze ideologie die in de preambule is opgenomen, spreekt over de religieuze dimensie (Ketuhanan jang mahaesa), menselijkheid, nationale zelfexpressie, democratie en sociale gerechtigheid. Wat betreft de religieuze dimensie wordt bedoeld de erkenning van het geloof in een al-ene Godheid, maar zeer nadrukkelijk wordt daarmee niet bedoeld om dat godsgeloof te conretiseren en in te vullen. Dat wordt aan de staatsburgers zelf overgelaten. Daarom is ook het vage woord ,,Ketuhanan jang mahaesa" (een al-éne God) gekozen en niet het woord Allah. In het tweede lid van dit artikel wordt de vrijheid in het belijden, verspreiden en activeren van het geloof voor iedere staatsburger gegarandeerd en tevens

het recht om van godsdienst te veranderen. In latere uitwerkingen van dit artikel lezen wij o.a. ,,Setiap orang berhak atas kebébasan agama, ke-insjafan batin dan pikiran" (ieder mens heeft recht op vrijheid van godsdienst, vrijheid van geweten en van gedachten). En eveneens ,,Setiap orang herhak atas kebébasan menpunjai dan niengeluarkan pendapat" (ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting).

Discussie vooraf Aan de formulering van Art. 29 van de concept-grondwet is veel discussie voorafgegaan en er is ook veel discussie op gevolgd, voordat dit artikel door het voorlopige parlement in geamendeerde vorm werd aanvaard en tenslotte werd vastgelegd. Van de zijde van Protes-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 181

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's