GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 101

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 101

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uü magazine 11

Hoe hebt u de verschillende bewindslieden meegemaakt, hun verschillende opvattingen over de rol en positie van ontwikkelingssamenwerking ?

reau ontwikkelingssamenwerking voor technische hulp. Er werd veel bilateraal geopereerd, dat is eigenlijk te danken aan het niet van de grond komen van de multilaterale hulp. Nederland had rond 1957 een bedrag van zo'n zeventien miljoen gulden gereserveerd voor het United Nations Capital Development Fund, om ontwikkelingen te financieren. Dat plan kwam niet verder van de grond zodat de kamer op initiatief van de socialist Ruigers besloot om dat bedrag aan te wenden voor bilaterale technische hulp. Toen ik kwam, in '62 was dat eenjaarbedrag van anderhalf a twee miljoen gulden en toen ik wegging was de bilaterale technische hulp ongeveer tweehonderdvijftig miljoen gulden. Het bilaterale karakter van de hulp kreeg steeds meer invloed op het denken hier. In de geest van: die internationale organisaties zijn allemaal wel prachtig, maar bilaterale hulp maakt de ontwikkelingslanden minder afhankelijk van die internationale organisaties. Een beetje ,,verdeel en heers" dus. Toen ik er kwam werd het bureau helemaal geïntegreerd bij buitenlandse zaken. Tot dan toe hoorde het administratief formeel bij buitenlandse zaken, dus het salaris ontving je van BZ, maar het gezagsorgaan was interdepartementaal. Het werd toen een adviesorgaan, eerst voor de minister van buitenlandse zaken, later voor de minister voor ontwikkelingssamenwerking. Ik vind het een beetje jammer dat ontwikkelingssamenwerking een eigen leven is gaan leiden, dat de andere departementen daar niets meer mee van doen hebben. Het denken ten opzichte van de Derde Wereld is daardoor in de andere departementen wat achtergebleven. Men voelde zich niet meer zo betrokken, men zei: hulp aan derde landen enzo, dat is een zaak voor BZ, maar bij economische zaken denken we economisch, bij landbouw denken we aan de belangen van de Nederlandse landbouw. Terwijl je je met de belangen van de derde wereld op allerlei niveaus moet bezighouden. De eisen die bijvoorbeeld op EEG-niveau gesteld worden aan de kwaliteit van bepaalde producten, zuiver technisch, bijvoorbeeld de samenstelling van bepaalde graansoorten, de kleur van tomaten. Dat heeft z'n invloed op de uitvoermogelijkheden van de Derde Wereld-landen, die kunnen daar nadeel van hebben. Binnen de commissies van de EEG wordt daar onvoldoende aandacht aan geschonken en ik wijt dat aan het geïsoleerd onderbrengen van ontwikkelingssamenwerking bij BZ, als onderdeel van het buitenlands beleid.

De Waart: ,.Ik heb in mijn zestien jaar op het departement heel wat bewindslieden meegemaakt. Zelfs nog de tijd dat er geen minister voor ontwikkelingssamenwerking was. Toen ik er kwam, in '62, was ontwikkelingssamenwerking een interdepartementale aangelegenheid, het bureau waar ik werkte heette het interdepartementaal bu-

Toen ontwikkelingssamenwerking bij BZ werd ondergebracht, was dat nog onder Luns. Toen is Diepenhorst gekomen als staatssecretaris, die was de eerste bewindsman, speciaal voor ontwikkelingssamenwerking. De eerste minister die we ervoor kregen was Bot, toen Udink, Boertien en dan Pronk. En nu De Koning dus."

Ex-minister Pronk: niet bepaald gedragen als minister zonder portefeuille

dat moest. De problemen in dat land zijn namelijk zó groot datje niet op grond van dat éne inderdaad belangrijke aspect, de ontrechte positie van een groot aantal Indonesiërs, dat hele land daaronder kunt laten lijden. Het is in dat soort landen tóch niet zo dat wat je met de regering afspreekt, onmiddellijk duidelijk is bij de bevolking, dat het doorsijpelt. De hulp sijpelt moeilijk door, maar het gebrek aan hulp sijpelt onmiddellijk door." Maar waar ligt de grens, wanneer écht ,,nee" zeggen?

moetje

De Waart: ,.Die grens is erg moeilijk te trekken. Je kunt hem alleen daar trekken waar je weet dat een bevolking in staat is om bewust een keus anders te doen. Waneer je een land hebt waarin een bevolking is die anders kan, maar gewoon niet anders wil, dan kan intrekking van de hulp helpen. Maar in de meeste ontwikkelingslanden, waar het gros van de bevolking helemaal buiten de officiële werkelijkheid staat, kun je moe'"^K een handjevol mensen die de macht nebben als maatstaf nemen voor de situatie in dat land. De vraag is natuurlijk wel of je die hulp langs de officiële kanalen moet blijven geven. Je zou het dan via hulpverleningsorganisaties moeten doen. Rode Kruis, UNICEF, particuliere organisaties zoals in Nederland NOVIB, Cebemo enz. Ja, 't is een foefje, in feite gebruik je overheidsgeld langs een andere weg om dingen te bereiken. De vraag is wel of je dat juridisch kunt zien als niet-inmenging. Maar in dat soort situaties kunnen de plichten die je hebt tegenover individuele mensen en groepen van mensen in dat land zwaarder wegen dan de formele plicht van niet-inmenging."

In hoeverre verschilde dat beleid van die verschillende bewindslieden nu van elkaar? De Waart: ,,Er is lange tijd een algemene ontwikkeling geweest, niet specifiek Nederlands, maar meer een afstraling van het internationale gebeuren. Ontwikkelingshulp werd daarbij gezien als groeibevorderen, dus zuiver economisch. Groeibevorderen, niet alleen voor de ontwikkelingslanden, maar ook voor de wereldeconomie. Daarna, zo rond '72/'73 is er een andere tendens gekomen, onder invloed van allerlei kritische geluiden zoals wat er nu eigenlijk bereikt was in het eerste ontwikkelingsdecennium, de jaren zestig, en hoe het nu in het tweede decennium moest gaan. Toen is het accent gevallen op groei plus verandering in die landen. Een meer sociaal component dus." Dat keerpunt, rond '73, heeft dat te maken met het optreden van het kabinet Den Uyl, van minister Pronk? De Waart:,,Over de hele lijn dacht men zo. de Wereldbank, McNamara. Maar Pronk heeft die tendens onderstreept. Hij is degene geweest die ontwikkelingssamenwerking sterk gepolitiseerd heeft. Tot dan was ontwikkelingssamenwerking iets waarover in de kamer nooit anders werd gesproken dan in bevlogen zin. Nimmer in tegengestelde zin, er was geen verschil van opvatting tussen oppositie en regering. Bij Pronk is dat anders geworden, met name in de keuze van de landen, het bereiken van doelgroepen, het opereren buiten de officiële kanalen om. Je kreeg een discussie: wat is nou eigenlijk het beginsel van niet-inmenging in binnenlandse aangelegenheden? Wat zijn binnenlandse aangelegenheden, wat is inmenging, is dat als je zó doorgaat krijg je geen goed handelscontract van me'! En dan die samenwerking. Kunje binnen dat kader een kritische dialoog aangaan met de ontwikkelingslanden over wat daar gebeurt, wat ze met die hulp doen, en vooral ook wat ze buiten die hulp doen. Tenslotte is die hulp voorde meeste landen niet meer dan tien procent van wat hun totale inspanning is. Kunje over die andere negentig procent ook meepraten? En mogen zij dan ook meepraten over de ontwikkelingen in de Westerse wereld? Het kon bij wijze van spreken nodig zijn dat Nederland zei: voor het welslagen van deze landbouwvoorlichting, van dit landbouwproject is het nodig dat er een herverkaveling van de landbouwgrond komt, er moet dus een nieuwe landeigendomswet komen. Als die wet er niet komt, mislukt het project. In hoeverre kunje dan het land verplichten om z'n wettelijk kader aan te passen, om ruimte te scheppen voor het welslagen van het project. Dat betekent immers een eenzijdige inmenging van het ontwikkelde land in het ontwikkelingsland." Hoe werd op het departement die omme-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 101

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's