GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 53

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 53

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

m magazine? ren". Colijn zou. dacht hij. zelf niet ai te veel moeite hebben gehad met een schuldbekentenis, dus' de trouw aan Colijns nagedachtenis hoefde zo'n uitspraak niet in de weg te staan. Op deze kwestie ging Schouten, die in Putten als voorzitter optrad, het eerst in. nadat hij zijn gehoor op het hart had gedrukt Ruppert toch vooral niet als Officier van Justitie te beschouwen, de partijvoorzitter niet als beklaagde en zichzelf niet als rechterlijk college. Dit zou ,,de sartjenspreking verhinderen en schade doen aan de zaak". De vooroorlogse politiek was, hield Schouten zijn publiek voor, gevoerd naar richtlijnen die ,,in de algemene opvatting werden aanvaard". Alleen de socialisten namen een ander standpunt in. De monetaire politiek en de hoogte van de werkloosheidsuitkering konden in deze discussie beter buiten beschouwing worden gelaten. Verschillende economen waren immers van oordeel dat er geen vaste normen bestonden voor de beïnvloeding van geldstromen ,,en dat we onzen weg moeten trachten te vinden op den grondslag van de realiteit". Ten aanzien van de werklozensteun was men het er toen over eens dat bij de vaststelling van de bedragen rekening moest worden gehouden met loonregelingen in het vrije bedrijf, waarop de overheid geen invloed kon uitoefenen. Was de overheid voldoende actief geweest in het bevorderen van de werkgelegenheid en het opvangen van de gevolgen van de werkloosheid? ,,Er is ontzaglijk veel gedaan om het kwaad te beperken en te verhelpen. De overheid was inderdaad zeer actief. Dit moet worden erkend. Dit kan met cijfers en feiten worden aangetoond. Er is wel te discusieeren over de vraag of de overheid in dit opzicht niet nog meer had kunnen doen." Naar de aanleiding van de opmerking in Rupperts brief over ,,het eigenlijke sociale vraagstuk" (,,de verproletarisering van brede arbeidsmassa' s) stelde Schouten zijn publiek de vraag, of de geconstateerde verpaupering uitvloeisel was van een defecte sociale en economische organisatie, dan wel misschien voortvloeide uit ,,de werking van een aantal geestelijke en morele oorzaken in het leven der volkeren". Hij vroeg om begrip voor de problemen die een politieke partij ondervond wanneer ze haar idealen moest omzetten in een concrete politiek. Kuyper had vage ideeën kunnen formuleren, nu ging het om de toepassing. Na dit openingswoord werkte Ruppert

enkele punten in zijn brief nader uit. Hij achtte het tragisch dat de ARP tekeer ging tegen de geleide economie alsof de christelijksociale beweging zelf nooit iets had gedaan om een eind te maken aan het vrije spel der maatschappelijke krachten. Typerend voor de heersende geest was het feit dat de partij geen duidelijke uitspraken over de PBO deed, terwijl de idee van bedrijfsorganisatie nota bene in christelijke kring was geboren.-De antirevolutionairen moesten de arbeiders een ideaal voor ogen stellen door een helder geluid te laten klinken over woningbouw, vennootschapsrecht, sociale verzekering enz. Bruins Slot kan dan wel beweren dat omwille van de bestrijding van het communisme vandaag primair de buitenlandse politiek aan de orde was, maar dan diende hij er wel bij te zeggen dat het communisme ook in het binnenland moest worden bevochten. De schuld voor alle negatieve ontwikkelingen mocht niet bij de doorbraak worden gelegd, want dan zou ook de christelijke vakbeweging het effect hebben moeten voelen, wat niet was gebeurd. Opnieuw verklaarde Ruppert dat de ARP de eenheid in het protestantschristelijke kamp niet genoeg stimuleerde. Op het moment was het alsof ze alles deed om de CHU tegen zich in te nemen. Er was geen ,,contact", maar ,,kortsluiting". Zo kwam er niets van een christelijknationale volkspartij waaraan ook de arbeider zich met liefde zou kunnen geven. Andere aanwezigen spraken in dezelfde geest. Waarom niet ronduit een ,,mea culpa" over het sociale beleid tijdens de depressie? De monetaire politiek was toch niet in de eerste plaats een technische kwesüe, dus waarom zouden we er niet over mogen

M. Ruppert, eredoctor van Vrije Universiteit

spreken? Waarom had men voor de oorlog niet geprobeerd tot samenwerking te komen met de SDAP; was Oud soms christelijker dan Drees? De vertegenwoordiger van de Nederlandse Bond van Christelijke Fabrieks- en Transportarbeiders, die met deze vragen kwam, gaf te kennen in 1939 blij te zijn geweest met Colijns aftreden. ,,Wij waren vastgelopen in Liberale denkbeelden." Over de ontwikkeling, na de oorlog had hij een gunstiger oordeel. Het boekje van De Gaay Fortman over de arbeider in de nieuwe samenleving legde getuigenis af van een nieuwe mentaliteit. L. Vermeulen, vertegenwoordiger van de ambtenaren, noemde de vanaf 1924 gevoerde salarispoiitiek ,,hopeloos mis" en sprak van een politiek die erop gericht was ,,het vermogen en het inkomen van enkelen te sauveren door grote groepen omlaag te storten". Hij toonde zich verbaasd over Schoutens opmerking inzake het verschil tussen Kuypers tijd en de huidige omstandigheden: inderdaad hoefde Kuyper zijn idealen niet meteen in praktijk te brengen, maar hij was tenminste niet bang om een weg te wijzen. Eerste Kamerlid Schipper (secretaris van het CNV) hekelde het te eng-gereforméerde karakter van de partij. De hervormden haalden over de ARP van vandaag hun schouders op. Als antirevolutionairen samenwerking zochten was het steeds met leden van de Gereformeerde Bond, die het meest behoudend waren op sociaal-economisch terrein, terwijl de ARP zichzelf - in haar eigen belang -juist aantrekkelijk zou moeten maken voor de progressieve hervormden die zich wel thuisvoelden in de christelijke vakbeweging, maar hun politieke tehuis vonden in de PvdA.

Zelfkritiek Na de twee weken durende schorsing relativeerde Ruppert de kritiek op Colijn door te benadrukken dat er eigenlijk sprake was van zelfkritiek. Wie indertijd op de AR-lijst had gestemd, zoals hijzelf, was immers medeverantwoordelijk voor het gevoerde beleid. Waar het hem nu om ging was dat hij en de zijnen bevrijd wilden worden van de gedachte ,,dat de trouw aan Dr. Colijn zou vorderen dat wij straks dezelfde politiek zouden moeten voeren". Verder meende hij dat Schouten eens openlijk moest verklaren wat hij hier in besloten kring had gezegd, namelijk dat de ARP na de oorlog had geleerd in andere dimensies te denken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 53

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's