GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 453

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 453

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

I/ZI JIMGAZHVE 25 De oorspronkelijk aan het publiek en de burger toegekende vrijheid van meningsuiting is versmald t o t persvrijheid. Een kleine groep kan zich van media bedienen o m grote publieksgroepen te bereiken en die groep bewaakt de poort. Haar leden zijn niet alleen w a a k h o n d e n van de maatschappij, maar vooral bij hun eigen poort(...) Bij elke fusie van kranten schreeuwt de vakpers van de journalistiek: de vrije meningsuiting is in gevaar. Ik heb nooit begrepen waar dat op sloeg. Waarschijnlijk w e r d bedoeld dat enkele journalisten niet meer konden schrijven w a t zij w i l d e n en enkele mensen niet meer konden lezen w a t zij graag lazen. Maar dat is iets anders dan bedreiging van de vrije meningsuiting. Prof. dr. A. van der Meiden (bijzonder hoogleraar in de leer van de Public Relations, R.U.-Utrecht)

verhoudingen zodanig dat de overheid er aan te pas moet komen? In feite is dat al gebeurd, schrijft Jurgens, toen - als gevolg van de poging van de firma Deltakabel om via Luxemburg een commercieel tv-programma naar Nederland te sluizen de inwerkingtreding van reeds aangenomen wetswijzigingen in de Omroepwet werd opgeschort, (zie VU-Magazine, januari '80). Jurgens: ,,„De Nederlandse omroep was het met deze opschorting eens. Persoonlijk was ik toen en ben ik nog van mening dat wij een denkpauze van enige jaren nodig hebben om ons rekenschap te geven van de mogelijke gevolgen van een volledig open concurrentie tussen de Nederlandse televisie (die in een soort „reservaat" is groot geworden) en de nieuwe, hard-commerciële concurrentie waarmee we te maken krijgen." Of dat echter zo'n vaart zal lopen is nog zeer twijfelachtig. Volgens Jurgens zou in de tweede helft van de tachtiger jaren bij de komst van tv-satelieten voor directe ontvangst „geen toestemming van CRM of hulp van PTT meer nodig zijn om, al dan niet via een kabelsysteem, bijvoorbeeld het tv-programma van Luxemburg te ontvangen". Voor wat betreft ontvangst met een eigen parabool-antenne is dat juist. De Raad van State heeft uitgemaakt dat gemeenten niemand mogen verbieden eigen antennes op te richten (Verdrag van Rome, art.10) en het lijkt weinig waarschijnlijk dat een huiseigenaar dat dan wèl zou mogen. Maar het gaat hier om peperdure schotelantennes, die uiterst nauwkeurig afgesteld moeten zijn op de sateiiet en wie meer satelietzenders wil ontvangen, moet een hele rij van die dingen in zijn tuin opstellen. Nergens ter wereld heeft zich dan ook particulier gebruik op enige schaal ontwikkeld. Alleen wanneer kabel-exploitanten het signaal opvangen en doorgeven kan in feite een situatie optreden van „open concurrentie" met de commercie, als Jurgens vreest, maar juist over het beheer van de kabel (wie maakt uit welke keuze aan programma's aan de aangeslotenen zal worden aangeboden?) moet het politieke denkwerk nog beginnen. Waarschijnlijkzal geen ondernemer een peperdure sateiiet lanceren, voordat hij zekerheid heeft dat kabel-exploitanten zijn signaal inderdaad zullen doorspelen naar de tv-kijkers want de strop is

anders niet te overzien. Daar komt nog bij dat alle landen rond Luxemburg vrij grimmig reageren op de sateliet-plannen. Voor eigen gebruik heeft Luxemburg geen sateiiet nodig (evenmin als Nededand) en het is weinig waarschijnlijk dat de Luxemburg omringende landen zich gelaten zullen laten uitmelken. Hetzij door bilaterale druk, hetzij door aanpassing van regelingen inzake kabelgebruik, zal getracht worden de economische basis van de binnenlandse omroep veilig te stellen. Nog 'n derde mogelijkheid is bedacht door dr. J.J. van Cuilenburg van de Vakgroep Communicatiewetenschap van de VU. Prof. dr. J. van Putten vermeldt die in een artikel „Mediabeleid valkuil" in het octobernummer van De Journalist: een „kabelbelasting" op doorgifte van op Nederland gerichte commerciële en vergelijkbare uitzendingen uit het buitenland, ter hoogte van de vermindering van reclame-bestedingen in Nederland, die als gevolg van deze buitenlandse zender optreedt. Alleen al het idee lijkt voldoende om sateliet-plannen in Luxemburg in de onderste la te doen verdwijnen. Welke kabel-exploitant ziet er nog iets in wanneer ,,invoerrechten" moeten worden betaald? Overigens acht prof. Van Putten zeker een rechtsgrond aanwezig voor een verbodsbeleid om een op Nederland gericht commercieel programma uit het buitenland via de kabel door te geven „omdat als je déze vrijheid van meningsuiting niet aan banden zou leggen, de bestaande vrijheden (het bestaande omroepbestel, de bestaande verscheidenheid in de gedrukte media) ernstig zouden worden bedreigd en ongetwijfeld aangetast, met per saldo een geringere mate van materiële vrijheid." De laatste opmerking vestigt de aandacht op nog een hongerige aan de reclame-trog, de pers. Kranten en tijdschriften zijn nog nauwelijks over de klap heen, die de invoering van de STER betekende en met schrik hoort men thans Hilversumse geluiden (ook door Jurgens in zijn paper geuit) over meer reclamezendtijd om uitbreiding van het aantal programma-zenduren te kunnen financieren, (nodig geacht om o.a. de concurrentie met buitenlandse zenders te kunnen opvangen). Een wetswijziging, nodig om de STER aan meer zendtijd te helpen, zal er dan ook zeker niet zonder slag of stoot doorkomen. Het betekent tegelijk een overheidsbeslissing dat de pers minder reclameinkomsten krijgt. Zal het congres zich ook over dit soort zaken druk maken? Actueel zijn de vragen zeker.(BvK). Wanneer er in het kader van het scheppen van condities voor persvrijheid besloten w o r d t t o t steun a a n ' de pers, dan kan dit het beste geschieden door generieke maatregelen (bijvoorbeeld fiscaal of in de sfeer van het prijsbeleid). O m d a t persvrijheid een medaille is met een formele zijde (art. 7 Grondwet) en een economische zijde, moet concluderend gesteld w o r d e n dat het klimaat voor een vrije pers in Nederland niet optimaal is. H.A. Christern (Voorzitter hoofddirektie Perscombinatie N.V.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 453

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's