GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 106

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 106

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

yH magazine 16 blijvende sociaal-democraten, die onder leiding van Sjahrir dit gewapend optreden goedkeurden, al was het met een bloedend hart, bleken in 1950 gedecimeerd te zijn tot een kaderpartijtje van slechts enkele duizenden leden.

Centrifugale democratie Jone Bos rechtvaardigt de keuze van zijn scriptieonderwerp door te stellen dat de politieke situatie sinds 1965 slechtste begrijpen is indien men kennis heeft van het politieke systeem, dat zich sedert 1945 in de Republiek Indonesia ontwikkelde. Zijn conclusie is, dat in de periode 1945-1955 in Indonesië een „centrifugale democratie" bestond, „sterk verzuild met sterk concurrende élites, die geen homogene politieke cultuur bezaten en daardoor een onstabiel politiek stelsel opleverden". De Republiek van Weimar w a s - i n de typering van Lijphart- ook zo'n „centrifugale democratie". Jone Bos komt tot die indeling vooral op grond van het„aliran-verschijnsel" dat z\ch ontwikkelde rond de grote Indonesische partijen. Sinds oeroude tijden kent de Indonesische samenleving de patronage-figuur: waarin de economisch zwakkere zich onder machtiger figuren voegt, die hem in ruil voor aanhankelijkheid bescherming bieden. Deze rol gingen ook de leiders van de diverse politieke partijen vervullen. Bescherming verwachtte de kleine man niet zozeer van een naar objectieve regels, zonder aanziens des persoons werkend ambtelijk apparaat. Hij moest het hebben van zijn partij, zijn „zuil" in veel sterkere mate dan ooit in Nederland het geval was. Alle grote partijen in de door Jone Bos beschreven periode hebben dan ook een reeks van massa-organisaties om zich heen gebouwd, vakbonden, vrouwen- en jeugdbenden, sport- en culturele bonden. Dat leverde scherpe verticale scheidslijnen in de Indonesische samenleving op. Bij de verkiezingen van 1955 nu (de eerste algemene verkiezingen) bleek beslissend voor het succes of nederlaag van een politieke stroming te zijn, de mate waarin men erin geslaagd was zijn mantel-organisaties wortel te doen schieten. Grote overwinnaars waren de PNI (de partij van de burgerlijke nationalisten; Soekarno, die vooral steunde op de Javaans-aristocratische politieke cultuur, de prijaji's). Deze partij verwierf 22,3% van de stemmen. Tweede werd de Islamitische partij, de Masjumi, een bundeling van diverse Islamitische stromingen, geleid door over het algemeen modernisten. (20,9%). Tot verrassing van velen kwam een enkele jaren eerder opgerichte partij van traditonele orthodoxe Islamieten de Nahdatul Ulama (NU) ongewoon sterk als derde uit de stembus (18,4%). Daarop volgde als vierde grote partij de PKI. De communisten behaalden 16,4% van de stemmen. Zoals gemeld waren de sociaal-democraten nergens met een stemmen-percentage van slechts twee. Zelfs de Parkindo (prot. chr.) behaalde een hoger percentage (2.6%) en de Partai Katholik (2%) haalde ook nog enkele tienduizenden stem-

men meer binnen dan de PSI van Sjahrir. Hoe deze verpletterende nederlaag te verklaren van de man, die aanvankelijk in de Indonesische vrijheidsstrijd zo'n grote rol speelde? Sjahrir en Soedjatmoko zelf menen dat ideologie en programma's maar een beperkte rol speelden in de verkiezingsstrijd, maar Jone Bos betwijfelt dat uit eigen waarneming sterk. „De andere partijen voerden wel degelijk een politieke campagne, maar zij legden de accenten geheel anders en, wat de grote vier betreft, kennelijk veel meer aansluitend bij wat er in het volk leefde. Zo had de PSI geen oog voor de Pantjasilakwestie; alle grote partijen wel. Buitenlandse economische invloed en de verhouding met Nederland bekeken PSI'ers aanzienlijk nuchterder dan PNI en PKI. De nuchtere zakelijkheid van PSI'ers en hun oppositionele, vaak anti-thetische houding tegenover PKI en PNI kan men ook interpreteren als niet passend bij het niveau van politieke ontwikkeling van de massa's. Noch in de steden, noch op het platteland bleek de PSI bij de massa's aangeslagen te zijn. PNI, Masjumi, NU en PKI slaagden daarin wel. Zij hadden dan ook inzicht getoond in de noodzaak tot het verzamelen van loyaliteiten op dorpsniveau. De PNI, Masjumi en NU hadden daarvoor „natuurlijke" ingangen. De PKI ontbrak het daaraan, maar de partij betoonde zich uiterst actief in gemeenschappelijke welvaartsacties ten plattelande: vóór verdeling van landhuur, verbetering van waterbeheersing, gemeenschappelijk gebruik van landbouwwerktuigen en noodhulp na overstromingen. De PSI miste elke ingang naar de rurale massa's. Het delen van de zorgen van de kleine man ten plattelande liet men aan de PKI over. Muizenbestrijding tegen de te velde staande padi was bv. zo'n activiteit, die op vrijwillige organisatie van de mensen moest berusten en die de PKI wel aanpakte, maar de PSI niet. Op bestuurlijk niveau waren sedert 1953 PSI-gezinden op grote schaal vervangen. Voor de religie miste de partij elke antenne; de leidende groep bestond uit geseculariseerde intellectuelen. Achteraf gaven zij toe noch voor één noch voor het ander oog te hebben gehad. Maar ook in de steden bleken zij geen greep op de arbeidersmassa's te hebben. Zij stonden er eenvoudig te ver van af. De aanvankelijk mede door democratisch socialisten opgerichte grote vakbond SOBSI, bleek reeds in 1948 door communisten beheerst. Hetzelfde was het geval met de jeugdbeweging. De verworteling van een eigen reeks mantel-organisaties van de PSI is daarna nooit meer gelukt. Voorzover er een georganiseerde arbeidersmassa was, is deze de onderbouw van de PKI geworden." Over de geschiedenis van de verdwenen PSI in de jaren 1945-1949 stelde VU-Magazine het volgende foto-verhaal samen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 106

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's