GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 141

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 141

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

probeerde de overheid de omroep nog in haar greep te houden. De zendtijd werd toegewezen aan Radio Herrijzend Nederland onder leiding van de door de regering aangewezen personen. Maar wederom betoonde het episkopaatzichnietvan gisteren! Het episkopaat liet de roomskatholieke ministers in het kabinet Schermerhorn/Drees weten dat de KRO binnen de kortste keren diende terug te komen in de ether. Het kabinet ging door de knieën. De minster deed daarvan mededeling in een radio-uitzending met de opmerking dat het niet anders kon ofschoon hij het zelf afschuwelijk vond. Tot de verkiezingen van mei 1946 was de macht in handen van een koninklijk kabinet, het enige sinds de krisis van 1866. Maar de verkiezingen bezegelden het eind van dit kabinet. Er kwam een kabinet-Beel. De nieuwe onderwijsminister Gielen herstelde de oude omroepen volledig in hun rechten en werd daarin gesteund dooreen sterke meerderheid in de nieuwe Tweede Kamer. Voor velen betekende dit het eind van een elitair regiem dat het begrip demokratie soms op merkwaardige wijze hanteerde. Maar hoe kwam het dat in bepaalde kringen dat streven naar een nationale omroep, naar een bestel waarin de christelijke partijen geen bestaansrecht meer hadden, na de bevrijding zo'n grote rol speelde? Iknoemhierdriefaktoren. Inroomskatholieke kring vooral waren velen volstrekt vervreemd van de Roomskatholieke Staatspartij. Nolens had eens in de Tweede Kamer gezegd dat de RKSP de partij was van alle katholieken. Maar het viel mij in het kamp van Sint-Michielsgestel al op dat vooral jongere katholieken, met name zij die zich door de Nederlandsche Unie voelden aangesproken, hoopten dat de oude katholieke partij niet meer terugkeerde. In de tweede plaats speelde in reformatorische kringen een soort kerkelijk

Mr. A. B. Roosjen (links) in gesprek met Willem Vogt

vu-Magazine 10 (1981) 4 (april)

imperialisme ook enige rol. In menig debat dat ik voerde met voorstanders van de doorbraak stelde ik steeds opnieuw dat de politiek niet waardenvrij kan zijn, dat politiek aan beginselen is gebonden en ook behoort te zijn, dat christelijke partijen boven alles de vraag stellen: waf betei<ent vandaag de dag liet evangelie van Jezus Christus in de politiek? Steevast was het antwoord van de voorstanders van de doorbraak dat die vraag niet ter beantwoording staat van een politieke partij, maar alleen van de Kerk. De Kerk zal zeggen wat het christelijk element behoort te zijn in de politiek. Daar behoren regering en politieke partijen naar te luisteren, terwij het spreken van de Kerk vaak niet meer is dan de boodschap van een klein klerikaal kringetje, formeel niet maar feitelijk wei. Het derde element was de onvoorstelbare anglomanie die in de eerste jaren na de bevrijding zo'n grote rol speelde. Velen van u hebben daar geen voorstelling meer van. Wij moeten streven naar een echt Nederlands spiegelbeeld van de BBC. Hoe sterk die anglomanie was kan ik illustreren met een aardig voorbeeld uit de verkiezingsstrijd van 1946. In Engeland had Labour de slag gewonnen en Churchill was verslagen. In heel Nederland liet de Partij van de Arbeid verkiezingsaffiches ophangen waarop een Engelse soldaat stond afgebeeld en de oproep luidde: ,,Doe nu wat Tommy deed, stem Labour, stem PVDA!" De omroepverenigingen werden dus in haar rechten hersteld. Toen kwam de televisie. De omroepverenigingen wisten, gesteund door een meerderheid in de Tweede Kamer, te bereiken dat ze ook de televisie voor hun rekening mochten nemen. De gevolgen daarvan zijn nog steeds niet helemaal uitgekristaliseerd maar tiet staat wel vast dat het helemaal anders geworden is. Niet formeel, maar toch wezenlijk. Want de verzorging van tv-programma's is een kostbare zaak. De vervaardiging is deels in handen van de industrie, die op de internationale markt werkt. De omroepen kopen die produkties en presenteren ze aan de kijkers, naast de eigen produktie die soms verschrikkelijk duur is. Daar komt nog iets bij, iets dat naar mijn mening op den duur fnuikend werkt. Boven de vraag: wat brengen wij, gelet op onze doelstelling en onze verantwoordelijkheid jegens onze leden, krijgt een andere vraag overwicht: hoe groot is de kijkdichtheid? Dat is ook al overgeslagen naar de radio: hoe groot is de luisterdichtheid? Een programma, hoe voortreffelijk

ook, dat een te lage luisterdichtheid heeft, gaat eruit.Maar als de luister- en kijkdichtheid al meer als richtsnoer wordt aanvaard, heeft men geen verweer meer tegen de politici die pleiten voor omroepverkiezingen, waarbij elke kiezer mag stemmen op de omroep die hij het aardigst vindt en waarbij de zendtijd op grond van de uitslagen verdeeld wordt. En dan is er opeens het verband met Engeland weer. In 1954 verloor de BBC haar alleenrecht op tv-gebied. Vier jaar later probeerde een groep Nederlanders te bereiken dat een tweede televisienet niet ter beschikking kwam van de omroeporganisaties maar even kommercieel zou zijn als het tweede net in Engeland. Staatssekretaris Scholten betoogde zelfs dat men de kommercie wel moesf toelaten in tv-land omdat men anders de geestelijke vrijheid te kort deed. Het vervolg is bekend: het kabinet-Marijnen is erop gevallen. Maar de kommercie heeft haar zin niet gekregen. Wel kwam de STER, waaruit voor een belangrijk deel de omroepen worden bekostigd. Eindelijk, voor het eerst, kwam in Nederland een omroepwet tot stand, op 1 maart 1967, bijna een halve eeuw nadat in ons land met radio-uitzendingen werd begonnen. Deze wet verwerkelijkte in beperkte mate de gedachte die in 1946 door minister Van der Leeuw is geopperd, nl. een deel van dezendtijd vooreen ongedifferentieerde, en een ander deel voor een gedifferentieerde omroep. Konkreet: een deel voor de NOS en een deel voor de omroeporganisaties. De heer Keuning van de NCRV zei eens: ,,Twee borden soep. Eén met zout en één zonder zout" \ In 1946 was het streven nog een algemene nationale omroep maar nu heeft de NOS veertig procent van de zendtijd op tv. Ze kan die tijd natuurlijk onmogelijk volmaken met weerberichten en nieuws. Ze komt óók met programma's, die ook zij op de internationale markt koopt, of speciaal laat vervaardigen. Zij is in bepaalde opzichten een omroep naast anderen en in konkurrentie met anderen, Vroeger heb ik gewaarschuwd dat de NOS geen tweede AVRO mocht worden. Nu zit ze meer tussen de VARAendeVPROin! Maar het nieuws dan? Daar wil ik een paar duidelijke dingen van zeggen. Nieuws is voor een belangrijk deel koopv/aar op een internationale markt. Zij die de items kopen weten dat ze al zijn gekozen en bewerkt. En de afnemer kiest uit die aangeboden items weer en maakt een nieuwe schifting, nog afgezien van soms een eigen

127

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 141

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's