GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 64

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 64

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Lopen we niet het gevaarte berusten in een schijnbaar autonome ontwikkeling, die over ons komt, waar deze in wezen niet noodzakelijk is?", vroeg op 13 oktober 1975 het GPV-Kamerlid P. Jongeling zich af in een commissievergadering bij het onderwerp Kabeltelevisie. Ook het AR P-lid Hans de Boer had twijfels over wat er allemaal dreigt te gebeuren. ,,Men kan zich afvragen of die enorme informatie-explosie echt bijdraagt tot het geluk van de mensen. DeAR-fractie is niet op voorhand bereid te stellen, dat de nieuwe media-mogelijkheden ook direct een verrijking van ons leefklimaat betekenen. " Nog 'n derde stem uit het parlement: het PSP-lid Van der Spek betwijfelde 26 jan. '76 in de Kamer,,of een mens werkelijk vrijer wordt als hij uit 20, 30 of 60 verschillende verstrooiende, informatieve, educatieve of misschien zelfs heel filosofische programma 's kan kiezen." De gevreesde verschijnselen lijken thans, in de jaren tachtig in volle omvang los te barsten als regering en volksvertegenwoordiging geen kans zien de processen te beheersen. Her en der wordt nijver gewerkt aan de ontwikkeling van samen een omvangrijk „gezinstelecommunicatiepakket", dat de argeloze burger in ieder geval een lieve duit zal gaan kosten als hij niet tijdig via zijn politieke vertegenwoordigers weet duidelijk te maken waaraan hij wèl en waaraan hij géén behoefte heeft. Dat hij niet zo geestdriftig het nieuwe informatietijdperk binnenstapt, bleek uit een door de afdeling Kijk- en Luisteronderzoek van de NOS februari '80 uitgevoerd onderzoek. Ruim de helft van de ondervraagden (58 %) dacht dat het leven er door allerlei technische nieuwigheden niet menselijker op zou worden (14 % dacht dat dit nauwelijks het geval zou zijn en 24 % in het geheel niet). Nogal ontnuchterend voor de vurig op zendtijd-uitbreiding aandringende NOS bleek de mening van de ondervraagden over ,,meer televisie". Driekwart (76 %) vond de dagelijkse hoeveelheid zendtijd van Nederland I en II voldoende. Desgevraagd antwoordde 33 % uitbreiding van de zendtijd in het ,,geheel niet" op prijs te stellen en 24 % stelde het ,nauwe///7fS"op prijs. Uitdrukkelijk gevraagd naarde wenselijkheid van tv-uitzendingen op alle middagen zei 68 % dit niet op prijs te stellen, evenzo had 57 % van de ondervraagden geen behoefte aan zendtijduitbreiding later op de avond. Wie nu veronderstelt dat ,,Hilversum" opgewekt concludeert dat men zich dus kennelijk geen kopzorgen behoeft te maken over de vraag of men kwantitatief wel in voldoende mate voorziet in de behoeften van de Nederlandse tv-kijker, heeft het mis. De resultaten van het eigen onderzoek negerend, dringt de NOS aan op een drastische zendtijduitbreiding, ook voor de middagen. Niet zozeer omdat het publiek daaraan behoefte zou hebben, maar omdat de omroepen menen daaraan zelf behoefte te hebben om de verwachte concurrentie van buitenlandse stations (via de satelliet) het hoofd te kunnen bieden. Hoe matig geïnteresseerd de NOS is in de vraag wat het publiek ervan vindt, blijkt uit het studierapport ,,De omroep in het satelliettijdperk", uitgebracht september 1980. Op pagina 59 komt het onderwerp ,,Behoefte aan televisiekijken" tér sprake. Daarin worden enkele gegevens vermeld uit het hierboven aangehaalde onderzoek (76 % vindt de dagelijkse hoeveelheid zendtijd op Nederland I en II voldoende) maar deze nogal sprekende gegevens worden Kennelijk niet van belang geacht om verwerkt te worden in de ..conclusies" van het aan ,,Nieuwe media en publiek" gewijde hoofdstuk. Gemeld wordt daarin slechts: ,. Jongeren met een hogere opleiding staan het meest positief tegenover zendtijduitbreiding. Zij zijn ook beter op de hoogte van de nieuwe media-ontwikkelingen en lijken meer geneigd die in hun dagelijkse leven te aanvaarden. Jongeren besteden een groter deel dan anderen aan hun kijktijd naar het buitenland." Hoeveel jongeren? 58

AAN NR iOOaoa ptt ttflvcemmunicati VERZ. OP 13 JUN 1978 11.26 uur

HnATELIJl^ HEFELIHITEEAIl

mDEQEn

„Ruim de helft van de ondervraagden (58 %) dacht dat het leven er door allerlei technische nieuwigheden niet menselijker op zou worden" (Onderzoek Kijk- en Luisterdienst NOS)

Raadpleging van het onderzoeksrapport leert dat slechts 30 % van de jongeren tussen 15 en 29 jaar de dagelijkse zendtijd van de Nederlandse televisie te weinig vindt; 67 % acht deze voldoende en 3 % acht deze zelfs te veel. Slechts de helft van de jongeren stelt zendtijduitbreiding op prijs. Van de 50-plussers slechts een kwart (26 %). En de hoger opgeleiden dan? Ook de MO-plussers bleken in overgrote meerderheid (67 %) de huidige Nederlandse tvzendtijd voldoende te achten, al lag dit cijfer niet zo verpletterend hoog als bij de lager opgeleiden (83 %). Conclusie: van de overgrote meerderheid van de Nederlandse tv-kijkers ,,hoeft het niet". Ze zijn best tevreden met de huidige hoeveelheid zenduren. De bereidheid om via een verhoging van de omroepbijdrage (kijkgeld) te willen betalen voor méér televisie is begrijpelijkerwijs dan ook minimaal. Toch zit het er dik in dat er toch besloten zal worden tot een drastische zendtijduitbreiding, die direct of indirect door de Nederlandse burger zal moeten worden betaald: De ,,autonome ontwikkeling" die P. Jongeling in 1975 vreesde, is al volop aan de gang. Zoals het er nu uitziet, dreigt de televisie meegesleurd te worden in een kostbare ,,bewapeningswedloop", uitgelokt door de ontwikkeling van technische mogelijktieden, waar niemand zo gelukkig mee behoeft te zijn, althans de consument niet, en die waarschijnlijk tot resultaat zal hebben dat we aanzienlijk meer en slechtere programma's thuis kunnen ontvangen (een overvloed aan Amerikaanse tv-series) waarvoor door de burger pittig zal moeten worden betaald, zowel aan nieuwe apparatuur als aan kijkgelden. Om het niet te dol te maken wat dit laatste betreft, zal 's avonds mogelijk meer tv-reclame moeten worden uitgezonden (met o.a, als gevolg dat de abonnementsprijzen van dagbladen en tijdschriften omhoog gaan om een teruglopende advertentie-opbrengst op te vange/i). /iJ-Magazirie10n931)2 (februari)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 64

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's