GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1983 - pagina 230

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1983 - pagina 230

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de Hortus

Muizendoorn door Daan Smit ,,En gij, mensenkind, wees niet bevreesd voor hen noch voor hun woorden, al groeien er netels en doornen bij u en al woont gij bij schorpioenen; " (£zechiël2:6) ,,Maar het huis Israels zal geen wondenden doorn noch pijn-doende distel meer hebben onder alle omwonenden die hen verachten" (Ezechiël28:24) Netels, doornen en distels, evenals braamstruiken, zijn planten die in vele Bijbelteksten voorkomen. Even zoveel planten zijn er ook, die in dit verband opgesomd kunnen worden. Als eerste in deze serie zal de muizendoorn, Ruscus aculeatus, een wat uitgebreidere beschrijving ondergaan. Moeilijk nate gaan is waaraan Ruscus indertijd zijn naam te danken heeft gehad; het zou een al oude, lang bestaande, latijnse plantennaam zijn geweest. De soortaanduiding aculeatus komt van het latijnse aculeus, dat stekel of gestekeld betekent. Het geslacht Ruscus, waarvan een drietal verschillende soorten bekend zijn werd lange tijd gerekend tot de familie van de lelie-achtigen (Liliaceae). Modernere inzichten maakten het noodzakelijk dit genus in een aparte familie onder te brengen, namelijk die van de Ruscaceae. Deze familie herbergt nog een tweetal andere soortgelijke geslachten met in totaal zo'n negen vertegenwoordigers

200

zoals Danaë (met 1 soort) en Semele (met vijf soorten) waarvan de laatste zich van beide andere onderscheidtdooreen klimmendegroeivorm. Van de hier genoemde geslachten is Ruscus wel het meest bekend. Ruscus aculeatus wordt bij ons wel met kerstmis geïmporteerd. Tegen die tijd zitten de vrouwelijke takken vol met rode bessen ter grootte van een flinke erwt. Zij steken dan fraai aftegen het harde groen van het stekelige blad, dat botanisch gezien echtergeen blad is. Hetzijn zgn. phyllocladiën, m.a.w. schubvormige blaadjes. Al deze phyllocladiën op zich kunnen één of enkele kleine groenachtige bloemetjes voortbrengen, die na te zijn bestoven door een in de nabijheid groeiende mannelijke plant, de zo begeerde rode bessen voortbrengen. Ookzonderdie éénzadige bessen, hebben afgesneden Ruscustakken handelswaarde, In droge toestand worden ze dan in een verfbad gedompeld, om er weer donkergroen uit te voorschijn te komen. Daarna worden ze dan veelal nog gedoopt in een bak met gekleurde styropor korrels, die bekende nietswegende kleine balletjes, waaruit men o.a. verpakkingsmateriaal perst, als doosjes voor ijs, etc. Nadeze behandeling blijven vele van die gekleurde balletjes aan de geverfde schubvormige ,,bladjes" hangen en worden aldus ter verkoop aangeboden. Kitsch dus, die jarenlang houdbaar is.

Anders is het met een soortgenoot, namelijk Ruscus hypoglossum. Afgesneden stengels worden nu sinds enkele jaren en masse geïmporteerd om ze te gebruiken als zgn. snijgroen, in combinatie meteen bladloze bloemtak van Cymbidiumorchideeën. De toch wel lang houdbare Cymbidiums worden qua houdbaarheid vele malen door het takje Ruscus hypoglossum overtroefd, dat zelfs op water enkele maanden goed blijft. De soortaanduiding hypoglossum is een latinizering van de oude G riekse plantennaam hupoglosson(van hupo,onder en glossa, tong) waarmee een Ruscus-soortwerd aangeduid. De naam zinspeelt op het feit, dat de top van hetphyllocladium zich onderheteigenlijke blad bevindt. Dit soort is in tegenstelling tot Ruscus aculeatus in alle delen

zachter, m.a.w. het bezit geen,,stekelige ,,blad"punten en is voorts minderstug. Muizendoorn-planten zijn ondoordringbaarvoor mens en dier. Hetdoorkruisen van een terrein waar deze planten groeien is geen sinecure; men komt er niet zonder kleerscheuren en bebloede lichaamsdelen uit! In landen rond de Middellandse Zee komen ze veelvuldig voor. Jonge stengels worden wel op dezelfde wijze als de ons bekende asperges gegeten. Cultuur Planten van beide hiergenoemde Ruscus-soorten werden voor het eerst doorde bekende kruidkundige Clusius in 1594 in ons land geïntroduceerd. Ofschoon ze niet geheel winterhard zijn, doen ze het met een goede winterdekking over het algemeen vrij goed als tuinplant. Wat de grondsoort betreft zijn ze niet kieskeurig, alhoewel ze een wat zwaardere kleigrond prefereren boven een lichte zandgrond. De planten die uiteindelijk zo'n 50-75 cm hoog worden, groeien zowel in de schaduw als in de volle zon. De vermenigvuldiging kan zowel d.m.v. zaad als door deling plaatsvinden. Uit zaad gekweekt duurt het in sommige gevallen meerdan eenjaar voordat de grote harde zaden kiemen. Daarna gaat de ontwikkeling tot bloeibare plant al even langzaam. Erzalzo'njaarof vijf mee gemoeid zijn voordat de eerste bloemetjes waargenomen kunnen worden. In ons land worden verschillende Muizendoorn-soorten slechts zelden gekweekt. De hortus informeert u graag waar de betreffende planten te koop zijn.

vu-Magazine 12 (1983) 5 mei 1983

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's

VU Magazine 1983 - pagina 230

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

VU-Magazine | 520 Pagina's