GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 126

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 126

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

mijn sleutels in m'n broekzak, en alsdie broekzakdan kapot ging, dan kreeg ik 'm nooit ergens gemaakt. Mijn vrouw zegt; dat is rotwerk, en ik ben er zelf te dom voor. Dan moetje een broek weggooien, dat doe je ook niet. Maar nu kun je dat soort reparaties weer laten doen bij allerhande zaakjes."

Schoonheidsspecialiste Het Instituut voor planning van arbeid in de toekomst (IPARTO) heeft onlangs de uitkomsten vain een onderzoek naar de informele economie aan de gemeente Amsterdam aangeboden. Uit dat onderzoek valt onder andere een aardig profiel af te leiden van w/e er nu eigenlijk 'informeel' werk verricht. Het zijn met name jonge mensen, maar dat is, gezien de grote werkloosheid onder jongeren, niet zo vreemd. Meer dan de helft (zestig procent) bestaat uit vrouwen en de meesten hebben een hoge opleiding, vaak op academisch niveau. Ook de soorten bedrijfjes verschillen van de 'gewone' arbeidsmarkt. Er is een concentratie in de grafische industrie en in de (fietsen) reparatiesfeer. Herman Vuijsje citeert een Amsterdamse horrenmaker, die

vertelt: "Ik kan goedkoper leveren omdat ik alleen ben. Bij een groot bedrijf komt er eerst een mannetje om op te meten, dan wordt het hor in de fabriek gemaakt, door weer een ander gemonteerd, en weer iemand anders zorgt voor de administratie. Dié informatie moet steeds worden doorgegeven en al die mensen moeten worden betaald. Ik ben goedkoper dan de fabriek en ik ben veel en veel beter." Een kwart van de bedrijfjes maakt unieke goederen of onderscheidt zich van de reguliere arbeidsmarkt door hun uitstekende service. De horrenmaker uit het voorbeeld, die op elk gewenst moment een hor komt maken, of de kapper of schoonheidsspecialiste die aan huis komt zijn mensen die zich zo wel móeten onderscheiden om het hoofd boven water te kunnen houden. Vrijwel alle mensen die dit soort werk verrichten, doen dat met een (werkloosheids)uitkering. Het geld dat ze met hun werk verdienen, wordt onmiddellijk weer geïnvesteerd. De meeste bedrijven slagen overigens wél in het maken van winst, al is het dankzij het feit dat zij hun werknemers niet (kunnen) betalen. Een vertegenwoordigster van de vrouwenboekwinkel Xantippe in Amsterdam zegt hierover in Opzij: "Vroe-

104

ger waren er twee groepen, een deel vond dat je aan een vrouwenproject niet mocht verdienen, een ander deel vond: wij werken, dus wij willen betaald worden. Lange tijd was dat theorie, want er was geen geld. Nu zouden wij bij Xantippe met hangen en wurgen misschien één full-time kracht kunnen betalen, maar dan moeten we echt bestsellers gaan verkopen."

iVlinclergeluicicig netwerken in de informele economie raakt dus direct aan het momenteel in opkomst zijnde werken met behoud van uitkering. Hadden deze werkers immers geen uitkering, dan zou er van hun arbeid niets terecht kunnen komen. Op dit punt doet zich dus heel duidelijk het dilemma voor dat de bewindslieden op het Ministerie van Sociale Zaken (en Werkgelegenheid) al enige tijd teistert: met achthonderdduizend werklozen (de verborgen werkloosheid niet meegeteld) en een zeer klein aantal vacatures kun je eigenlijk niet meer van mensen verwachten dat ze elke maand een sollicitatiebrief schrijven op banen die ze nooit zullen krijgen. Aan de andere kant mag de werkloosheidsuitkering geen basisinkomen voor iedereen worden;de'prikkel tot werken' moet blijven bestaan. Werkloosheid mag geen lolletje worden, en zo zien volgens Vuijsje de mensen die wél werk hebben, ,,er met argusogen op toedatde werklozen mindergelukkigzijn dan zij." Zó bezien heeft de opkomst van de informele economie zowel te maken met de grote werkloosheid, als met een verandering in het arbeidsechos. Carrière maken en veel geld verdienen lijken langzaam plaats te maken voor een lang verwaarloosd element, namelijk plezier in het werk. Geen veertigurige werkweek, maar werk waarbij tijd overblijft voor leuke dingen als bij voorbeeld hobby's en het opvoeden van kinderen. Leken deze denkbeelden over werk tot voor kort nog voorbehouden aan enkele randgroepen; nü is dit veranderde arbeidsethos — ongetwijfeld onder invloed van de slechte omstandigheden — ook in de ideeën van beleidsmakers terug te vinden. Prof. dr. W. Albeda gaat in zijn onlangs verschenen boekje 'De crisis van de werkgelegenheid en de verzorgingsstaat, analyse en prespectief' in op de problemen rond de verzorgingsstaat en mogelijke oplossingen daarvoor. Voor een deel sluit hij zich daarbij aan bij het huidige kabinetsbeleid door te wijzen op de noodzaak van bezuinigingen (al hoeft het allemaal nietzo snel). Uit zijn analyse blijkt echter ook dat hij 'informele arbeid' als een alternatief ziet voor de grote werkloosheid. Hij is dan ook van mening dat de overheid moet trachten "de formele en informele economie in elkander te integreren als een van de middelen om volledige werkgelegenheid samen te doen gaan met trage economische groei." Van hém mogen de zeefdrukwerkplaats Simpelzeef, de vrouwenfietswerkplaats Zijwind, het klussencollectief De Karweiven en de autowerkplaats De Knalpofvoorlopig dus hun gang gaan. D Gebruikte literatuur; De informele economie. Preadviezen van de Vereniging voor de Staatshuishoudkunde, 1984. Herman Vuijsje, De economie der otvertolligen: langs ongebaande paden naar inkomsten en zelfrespect, In den Toren, 1984. Informele bedrijven in Amsterdam; structuur, functioneren en waardering, Instituut voor planning van arbeid in de toekomst, 1984. Dr. W, Albeda, De crisis van de werkgelegenheid en de verzorgingsstaat, analyse en perspectief. Kok Kampen, 1984. vu-Magazine 14(1985) 3 maart 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 126

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's