GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 92

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 92

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

toen nog een kerkelijke bestemming had. De gereformeerde kerk van Zwartsluis, kort na de Doleantie gebouwd, heeft een onmiskenbaar neogotische ondertoon. In die tijd werd ook de Nieuwe Kerk van Middelburg neogotisch 'gerestaureerd'. De joodse synagoges doorliepen eveneens alle negentiende eeuwse stijlvormen. De klassicistische s/oe/en van Delft en Kampen werden reeds genoemd. Ook Hoogeveen en Culemborg bouwden zo'n synagoge. Latere synagoges zoals in Assen en Winterswijk doen neogotisch aan, maar zijn vaak te klein om als monument veel indruk te maken. Ook in Amsterdam verrezen neogotische synagoges aan de Rapenburgerstraat, de Gerard Doustraat en de Lange Houtstraat. Er zijn dus neogotische kerkgebouwen gebouwd die niet voorde roomkatholieke eredienst waren bestemd. Maar in het algemeen is het neogotische kerkgebouw roomskatholiek en dateert het van tussen 1853 en 1909. Beeldenstorm Even plotseling als de neogotische stijl was gekomen is deze ook weer verdwenen. De Sint-Bavo van Jos Cuypers in Haarlem is eigenlijk niet meer neogotisch te noemen. Deze bouwer van groots opgezette kerken zoals in Nes a/d Amstel, Beverwijk en Bussum verliet min of meer het spoor der vaderen. Moorse invloeden begonnen de gotische vormen te verdringen. De Koninginnekerk in Rotterdam (Hooykaas jr.), en de synagoges van Groningen, Nijmegen en Enschede zijn echte monumenten-nieuwestijl. De gereformeerden korrien eveneens met een eigen type kerkgebouw, dat erop wijst, dat de tijd van de armoede uit de beginjaren grotendeels overwonnen is. Toch zijn de gereformeerde kerken weinig biikbepalend, omdat de zakelijke aanpak van het huisvesting-bieden aan gelovigen meestal de boventoon voert. Ook staan de gereformeerde kerken zelden op een echt centraal punt. De ligging van de gereformeerde kerk van Hoofddorp of van de Bethelkerk in Utrecht-Noord is een uitzondering. Torens van enige omvang zijn eveneens een zeldzaamheid. De kerk van de Gereformeerde Gemeente van Rijssen zorgt hier voor een uitzondering. Stadsuitbreiding en opkomend forenzisme eisen verder aandacht van de kerkbouwers. In de grote steden begint het verschijnsel cityvorming zich te manifesteren. Het zijn vooral de neogotische kerken, die het zwaar te verduren krijgen. Na de Tweede Wereldoorlog breekt er 74

Roomskatholieke neogotische kerkgebouwen het ontgelden. In Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Delft, Breda, Zwolle en Helmond werd volop gesloopt. Het kerkgebouw was duur in onderhoud, de gelovigen werden minder talrijk en de grond bracht een goede prijs op. De lichtvaardigheid, waarmee parochiekerken werden verkocht voor de sloop is nauwelijks voor te stellen. De kerkgebouwen in de nieuwe wijken moesten vóór alles funktioneei zijn, strak en sober en goedkoop te onderhouden. Er is in de twintigste eeuw dan ook geen centrale figuur meer in de bouwwereld. Het meest op de voorgrond treedt de in 1927 Roomskatholiek geworden M. J. Granpré Molière (18831972), wiens Delftse school tussen 1930 en 1950 de Nederlandse architektuur bepaalt. De bouw van de kerken is nauwelijks het vermelden waard.

Degotiek ter discussie De Utrechtse Domtoren (1320-1382) heeft de hele negentiende eeuw op de nominatie gestaan om afgebrol<en te worden. Bij de kerl< was het immers ook nooit tot herstel van de schade van 1674 gekomen en ± 1820 werden de puinhopen eindelijk opgeruimd. Rond de eeuwwisseling is evenwel tot restauratie besloten. Hier is ,,de lantaarn" gereed

een neogotische sloopwoede los, die de Beeldenstorm van 1566 in desastreuze gevolgen verre overtreft. Met hetzelfde elan, waarmee een eeuw daarvóór de neogotische periode begon, tracht men nu elke herinnering eraan uit te bannen. Het lijkt of men een Gode welgevallige zaak dient door het slopen van talloze, honderd jaar oude godshuizen. Pierre Cuypers had al gewaarschuwd tegen al te hoge kerken. Hij zocht het bij voorkeur in een hoge toren. Het neogotische kerkgebouw was toch al moeilijk genoeg te verwarmen en te bepreken. De gevolgen van de minder degelijke bouw lieten zich steeds duidelijkergevoelen. Terwijl de oudegotische kerken voor miljoenen werden gerestaureerd, werden de neogotische kerken in een hoog tempo gesloopt. Vaak zag men te laat in welk een markant bouwwerk was verdwenen. Van de schaarse interessante negentiende-eeuwse protestantse kerken verdwenen de Amsterdamse Koepelkerk en de Rotterdamse Koninginnekerk. Ernstiger nog moesten de talrijke

Rotte kiezen De bouwwoede van Cuypers c.s. trok als een orkaan over het land en kwam tot ongelofelijke prestaties. Silhouetten van steden en dorpen werden met forse hand herschapen om voor een eeuw het landschap te bepalen. Sinds 1945 wordt in een algemene vernieuwingsrage, gevoed door ledenverlies en krappe financiën afgerekend met de neogotiek zonder dat daarvoor een vergelijkbare eigentijdse architektuur is aangeboden. Toen de bewoners uit de steden gingen vertrekken, leek ook de rol van de kerk in het stedelijke landschap uitgespeeld. 6. ter Haar en G. van Wijk komen in hun ,,Zoek het heil van de sfad" tot de konklusie, dat ,,het neogotische en klassicistische materiaal als rotte kiezen uit de oude wijken wordt gerukt". Zelfs het monument bleek niet meer in aanzien. In de jaren zeventig ontstond grote onvrede met de gang van zaken rond de neogotische kerken. Na de sloop van onvervangbare monumenten zoals de Monicakerk van A. A. J. Margry, te Utrecht, de Sint-Barbarakerk in Breda, de Maria Magdalenakerk en de Willibrordus buiten de Veste in Amsterdam en de Michaëlkerk van N. Molenaar in Zwolle — op de eerste en de laatste kerk na allemaal scheppingen van Pierre Cuypers — vielen we in een groot gat met onze binnenstedenin-rekonstruktie. Daar zijn we voorlopig nog niet uit. Het is niet alleen de godsdienstgeograaf, die zulks met spijt konstateert. D

vu-Magazine 14(1985) 2 februari 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 92

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's