GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 132

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 132

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

toch vooral letterlijk gelezen dient te worden vanuit het principe: "A. D.aar staat geschreven. B. Ik geloof het. Dan volgt als vanzelf. C. God bevestigt het." Het zijn evenzovele aanwijzingen voor het piëtistische karakter van de evangelische beweging. Waartegen Keijzer, als één der voortrekkers van die beweging, zich afzet wordt duidelijk uit zijn getuigenis. "Wij hebben aan een ideologie zonder vreugde net zo'n hekel als aan zure regen", aldus Keijzer, die niettemin wijst op de maatschappelijke gevolgen die het 'evangelische christenzijn' zijns inziens wel degelijk zou moeten hebben: "Anders hoeft het voor mij niet. Maar toch heb ik niet de illusie dat ik de wereld kan verbeteren. Integendeel." Hij verwoordt hiermee heel duidelijk de gespletenheid die kerkhistorici ook in het vroegere piëtistische geloofsgoed al bespeurden en die prof. S. van der Linde in de Christelijke Encyclopedie uit 1960 als volgt verwoordt:, terwijl men enerzijds in de volle wereld wil staan en zich daarin vooral op evangeliseren en hulpverlenen toelegt, straalt men anderzijds het soort mysticisme uit dat juist door'wereldmijding', kritiek op de heersende cultuur en hier en daar zelfs door maatschappelijk isolationisme getypeerd kan worden. Terugziend op de groei van de evangelische beweging "in en over en naast de kerken", gedurende de naoorlogse jaren, meent Keijzer dat men "al best van een langzaam doorgaande opwekking mag spreken." Verdorvenheid Opwekking of niet, de stevige opmars van de evangelischen in Nederland is, zeker wat de laatste jaren betreft een feit. Dat bevestigt VU-godsdienstsocioloog prof Gerard Dekker die het inleidend gedeelte van het themanummer van genoemd tijdschrift voor zijn rekening neemt. Het wemelt in Nederland zo langzamerhand van de evangelische instellingen. In de nieuwste 'Gele Gids', een uWgavevan Ben Hoekendijks Stichting Opwekking', vond Dekker al gauw zo'n tweeduizend 'Evangelische adressen': bijbelscholen, uitgeverijen, winkels en hulpverlenende instanties die zich veelal tot jongeren richten. Veel van die instellingen worden sinds '79 overkoepeld door de Evangelische Alliantie die als 'platform' sturend en coördinerend optreedt. Daarnaastvallen de Evangelische Omroep en de Evangelische Hogeschooiin het oog. Wat al deze evangelische instanties gemeen hebben is hun sterke aantrekkingskracht op de jeugd, hun toene-

110

Hans Keijzer: „ik heb nietde illusie dal \k de wereld kan verbeteren"

mend naarbuiten treden, hetgroeiend zelfbewustzijn in hun manier van optreden en, mede als gevolg daarvan, de toegenomen aandacht die ze in de media krijgen. Dekker: "En zo wordt Nederland niet alleen geconfronteerd met de massale EO-gezinsdagen en de nauwelijks minder massale One Way Day-manifestaties van de Stichting Opwekking, maar ook met de door het Instituut voor Evangelisatie georganiseerde actie 'Er is hoop' (in het kader van het door de Evangelische Alliantie gecreëerde 'evangelisatorischjaar'), alsmede meteen vooral in evangelische kring ontstaan en gevoerd verzet tegen de zogenaamde anti-discriminatiewet." Gemeen hebben ze eveneens een grondige afkeer van de Wereldraad van Kerken en van 'linkse' politieke ideeën. Dat eerste heeft te maken met het evangelische standpunt dat slechts één geloof 'zaligmakend' kan zijn. Het laatste hangt samen met hun uitgangspunt van de 'totale verdorvenheid en zondigheid van de mens'. En daarmee raken we dus aan de door Heldring geschetste verwantschap met het conservatieve gedachtengoed. Ik-tijdperk Net als bij het conservatisme en het piëtisme, moet ook de sterke opkomst van de evangelische beweging gezien worden als een reactie. En wel één op ontwikkelingen die zich in de afgelopen decennia zowel op algemeen maatschappelijk als op kerkelijk-godsdienstig terrein hebben afgespeeld. Wat die eerste ontwikkeling aangaat: de aan 'links' toegeschreven hoog-

gestemde verwachtingen uit de jaren zestig inzake het slechten van verouderde maatschappijstructuren, het verbeteren van de wereld en het binnen afzienbare termijn scheppen van een heilstaat waarin medezeggenschap, rechtvaardiger inkomensverhoudingen en gelijke kansen voor iedereen de vanzelfsprekende verworvenheden zouden zijn, ketste af op de weerbarstige werkelijkheid van economische teruggang, groeiende werkloosheid,energieschaarste, milieucrises en andere niet hanteerbare onvolmaaktheden. Het gevolg was een vrij radicale omslag van mouwopstroperig optimisme naar doemdenkerig pessimisme in het daaropvolgende decennium. Voor velen had deze omslag vrij ingrijpende gevolgen op het geestelijk vlak. Prof. Gerard Dekker acht teleurstellingen en ontgoochelingen daaromtrent er de oorzaak van dat men zich machtelozer ging voelen en teruggeworpen op zichzelf en op de vraag naar de zin van het bestaan. Onvermijdelijk raakte de religie daardoorweer'in'. Dat men echter niet massaal de vertrouwde, maar inmiddels half leeggestroomde kerken weer betrad, had te maken met ontwikkelingen die zich sinds diezelfde jaren zestig binnen die instituten voordeden. Met name binnen het Nederlandse protestantisme had, als gevolg van modernisering en 'secularisatie', een aanpassing plaatsgevonden van kerk en theologie aan het moderne levensgevoel, aldus Dekker, die als voorbeelden daarvan een natuurwetenschappelijke manier van denken, en de nadruk op rede, op menselijke vrijheid en onafhankelijkheid noemt. Mede geschraagd door meer algemeen voorkomende vormen van 'antiinstitutioneel' denken leidde deze kerkelijke ontwikkeling, althans bij dit soort ontgoochelden, niet in de eerste plaats tot hernieuwde interesse in de kerkelijke godsdienstigheid. Onmiskenbaar is daarbij in diezelfde periode, in veel kerken een verschuiving opgetreden van een overwegend traditionele, verticale geloofsinstelling, waarbij het accent van oudsher ligt op het persoonlijk 'zieleheil' , naar een meer 'horizontalistische' geloofsopvatting die de betekenis van de religie veeleer zoekt in het 'heil voor de wereld', hethieren hetnu. Dekker: "Ongetwijfeld heeft deze aanpassing het voor velen mogelijk gemaakt godsdienstig en kerkelijk te blijven. Veel anderen bood deze ontwikkeling echter geen perspectief: op deze wijze werd hen nóg geen houvast

vu-Magazine 14(1985) 3 maart 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 132

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's