VU Magazine 1985 - pagina 260
dimensie die de meeste aanhang vindt onder de geënquêteerden. Eerdergenoemde verschijnselen als telepatie, magnetisme en grafologie behoren hiertoe. Daarnaast is er een categorie verschijnselen die een bovennatuurlijke werkelijkheid veronderstelt. Naast de voorspellendedromen, waaraan 22 procent van de ondervraagden geloof hecht, behoren hiertoe: spiritisme (contact met overledenen) (15 procent), telekinese (verplaatsen van voorwerpen door geestelijke kracht) (ook 15 procent), astrologie (toekomstvoorspelling met behulp van de stand der sterren) (13 procent), 'handlijnkunde' {11 procent), reïncarnatie (zielsverhuizing) (11 procent), en de mogelijkheid om zich een eerder leven daadwerkelijk te herinneren (10 procent). Een derde categorie verschijnselen betreft de existentie van 'onaardse wezens', zoals het bestaan van mensen met de macht om, door middel van zwarte magie, anderen kwaad te berokkenen (door 12 procent van de ondervraagden geloofd), de mogelijkheid om 'van de duivel bezeten' te zijn (10 procent), het geloof aan spoken en geesten (7 procent) en aan wezens van andere planeten (4 procent). Het minst geloofwaardig blijkt in deze categorie het bestaan van elfen en kabouters: slechts één procent van de ondervraagden blijkt daarvan overtuigd. Tot de vierde en laatste categorie behoort wat men onder 'alledaags bijgeloof'zou kunnen vatten: de effectiviteit van geluksgetallen (9 procent 'gelovigen') en ongeluksgetallen (6 procent) en het onheilverwekkend effect van 't onder een ladder doorlopen (4 procent). Opvallend is dat het meest gangbaar lijkende bijgeloof, namelijk dat aan de astrologie en de bijbehorende horoscoop, een betrekkelijk gering aantal overtuigde aanhangers telt: slechts dertien procent. De talrijke rubrieken onder de titel 'Wat zeggen de sterren?', die in veel dag- en weekbladen gemeengoed zijn geworden, hebben voor velen blijkbaar uitsluitend enige amusementswaarde. Zuigkracht Ervan uitgaande dat het onderzoek 'representatief' is voor de gehele bevolking, zou men uit de resultaten kunnen concluderen dat de gemiddelde Nederlander in niet geringe mate 'bijgelovig' is. De 'gemiddelde' Nederlander bestaat echter niet. Werkelijk interessant zijn de cijfers dan ook pas wanneer ze in verband worden gebracht met andere kenmerken van de
214
Ligt het levenslot In de lijnen van de hand? Wis en waarachtig, meent elf procent van de ondervraagden
ondervraagden, zoals leeftijd, geslacht en godsdienstige overtuiging. Ook di'e resultaten staan haaks op wat men gemakshalve lange tijd heeft aangenomen. Geloof in het bovennatuurlijke is niet in de eerste plaats voorbehouden aan oudere mensen, op het platteland woonachtig, die een geringe opleiding hebben genoten en tot de lagere inkomensgroepen behoren, zo blijkt. Het omgekeerde is waar. De aantrekkingskracht van het occulte is het sterkst werkzaam onder stedelingen in het westen des lands, middelbaar en hogeropgeleiden en onder vrouwen en jongeren. Bepaald geen zaak voor louter 'dommen en achterlijken' dus, maar meer één voor de consumptiepioniers, zoals deze 'avantgarde' in marketingkringen wel wordt aangeduid. Ook een uitsplitsing naar godsdienstige herkomst van de ondervraagden biedt een verrassend perspectief. Hoewel geënquêteerden die bij een kerkgenootschap zijn aangesloten als 'wat minder dan gemiddeld bijgelovig' scoren, gelooft 34 procent van de katholieken en 35 procent van de protestanten heilig in één of meer van de hier opgesomde paranormale verschijnselen die voor een belangrijk deel toch strijdig geacht moeten worden met de aangehangen officiële geloofsleer.
Wie hieruit echter concludeert dat de 'ongelovige rest' van de bevolking dus nog veel bijgeloviger is heeft 't mis. Koplopers onder de overtuigde aanhangers van het occulte zijn degenen die zichzelf als weliswaar buiten kerkeIjk, maar niettemin 'gelovig' beschouwen. Van deze groep, die zo'n zestien procent van de ondervraagden uitmaakt, is bijna tweederde deel (65 procent) overtuigd van het waarheidsgehalte van de onderzochte paranormale verschijnselen. Het zijn derhalve niet de overtuigde atheïsten, 'agnosten' en humanisten die de zuigkracht van het bovennatuurlijke 't sterkst ondergaan maar, naar nu aannemelijk lijkt, de kerkverlaters en de 'ooit godsdienstig opgevoeden die er niks meer aan doen'. En die conclusie geeft te denken. Het NSS-onderzoeksversiag suggereert een relatie tussen 'bijgeloof' en de afbrokkeling van de officiële kerkelijkheid in Nederland. In de plaats van de christelijke leer, zoals door de kerken verkondigd, is bij deze groep 'gelovige buitenkerkelijken' kennelijk een soort 'polymorfe, algemene gelovigheid'—zeg: religieuze wildgroei —aan de dag getreden waarin elementen van de traditionele gelovigheid gecombineerd worden met het geloof aan een heel scala van bovennatuurlijke verschijnselen, variërend van spiri-
vu-Magazine 14(1 984)6 juni 1985
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985
VU-Magazine | 530 Pagina's
![VU Magazine 1985 - pagina 260](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/vu-magazine/vu-magazine-1985/1985/01/01/1-thumbnail.jpg)