GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 401

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 401

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

moeten treffen om segmentenng te voorkomen. Er ligt een moeilijk te overbruggen spanning tussen de noodzaak van beleidsnabijheid en de behoefte aan "wetenschappelijkheid". Beleidsnabijheid vraagt om een intensieve samenwerking met departementen en politici. Het gaat bij 'Vetenschappelijk" om "praktische aanknopingspunten voor doelgericht overheidshandelen". Maar de term "wetenschappelijk" impliceert de noodzaak van objectieve informatie, probleemstelling en beleidsalternatieven. Naarmate de beleidsnabijheid en de beleidsrelevantie groter zijn, kan een advies een grotere rol spelen in de alledaagse politiek, en dan vooral op de kortere termijn. Maar kan dat niet juist betekenen dat de invloed der departementen op de totstandkoming van zulke adviezen zeer groot zal zijn, en dat het lange-termijnperspectief naar de achtergrond verdwijnt? Commissie-Wagner Een interessant voorbeeld is het succesvolle rapport "Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie". Het rapport verscheen op een moment waarop het beleidsklimaat er rijp voor was. Hoewel de regering aanvankelijk terughoudend reageerde, speelden de basisideeën een belangrijke rol bij de latere Commissie-Wagner. Enerzijds dus een rapport dat onmiddellijk een draagvlak vond in de maatschappij en dat zodoende snel een rol speelde. Ander-

zijds werd het rapport via de CommissieWagner vooral gebruikt voor het versterken van de rol van het ministerie van Economische Zaken binnen het regeringsbeleid. Zo een combinatie van effecten van een raadsrapport op zowel de korte als de lange termijn is betrekkelijk uniek. Zij komt vooral voor wanneer op een bepaald beleidsterrein vrij algemeen een dringende noodzaak wordt gevoeld tot een snelle en fundamentele koerswijziging. Dit gevoel ontstond destijds bij het industriebeleid en was ook het geval bij het minderhedenbeleid, waarvoor de WRR in 1979 met zijn rapport "Etnische minderheden" een belangrijke aanzet gaf. Het zou te onbescheiden zijn de wijzigingen in het regeringsbeleid die deze rapporten hebben ingeluid, uitsluitend op het conto van de Raad te schrijven. Per definitie is het onmogelijk na te gaan of ze niet ook zonder het werk van de WRR tot stand zouden zijn gekomen. Onmiskenbaar is echter dat de Raad in deze gevallen aansluiting vond bij maatschappelijke discussies, respectievelijk deze door de publikatie van zijn denkbeelden heeft gestimuleerd en bespoedigd, en dat een aantal kort daarop genomen kabinetsbesluiten sterk door de WRR waren geïnspireerd. Andere raadsrapporten daarentegen hebben op het beleid een minder duidelijk aantoonbaar effect gehad. Op het rapport "Herwaardering van welzijnsbeleid" werd

door de politiek betrekkelijk gunstig gereageerd, maar het stuk speelt toch voornamelijk een rol in de beleidsdiscussie. Het rapport "Samenhangend mediabeleid" — eveneens uit 1982 — werd algemeen, door sommigen zelfs met enthousiasme, verwelkomd maar van het samenhangend geheel is in het touwtrekken tussen Hilversum, bedrijfsleven en Den Haag weinig overgebleven. Beide rapporten bevatten wel degelijk een aantal analyses en conclusies die van belang waren voor de ontwikkeling van het regeringsbeleid, maar daarbij was de blik veeleer op de middellange dan op de korte termijn gericht. Kast Wie nu, drie jaar na het verschijnen, de beide rapporten nog eens uit de kast haalt, zal net als ik tot de conclusie komen dat een aantal thans actuele vragen destijds reeds haarscherp door de WRR zijn geanalyseerd. Alleen, te weinigen herlezen zo een rapport na drie jaar. Het lot van een toekomstgerichte instelling als de WRR is misschien dat te weinigen zich nog zijn uitspraken over die toekomst herinneren op het moment dat die toekomst eenmaal is aangebroken. Toekomstgerichte instellingen doen er trouwens goed aan dat gebruik ook zelf te hanteren. Een ander gevaar dat in dit verband op de loer ligt, is dat rapporten van de WRR die duidelijk voor de lange termijn zijn bedoeld, worden beoordeeld naar maatsta-

De bijeenkomst ter opening van het academisch jaar werd luister bijgezet door de studentenactiegroep De geplukte kip (de kip bungelt voor het orgel). De studenten stelden voor het academisch jaar maar direct weer te sluiten omdat het onderwijs toch op sterven na dood is. Het protest richtte zich ook tegen prof. Albeda, die onlangs had voorgesteld het collegegeld met ca. f 3.000,- te verhogen tot f 4.000,-

VU-magazine 14e jaargang nr. 9 oktober 1985

331

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 401

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's