GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 159

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 159

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

weinig naar de plaats op het lichaam of het verschil binnen de stralenbundel. Tegenwoordig probeert men de dosis zo te verdelen dat de sterke effekten van de bundel alleen de betreffende cellen raken, en het weefsel daarbuiten zo min mogelijk aantasten. Want het probleem is dat de röntgenstralen ook gewone cellen vernietigen. De dosis bij de tumor moet dus zo hoog mogelijk zijn in termen van effektiviteit, en zo laag mogelijk om andere cellen te beschermen. Met de huidige apparatuur kan een straling worden ontwikkeld die veel verder doordringt in het lichaam. Dat is vooral belangrijk bij de behandeling van de ziekte van Hodgkin en andere kwaadaardige lymfkliergezwellen. Een derde methode is de behandeling met medicijnen, de zogenaamde chemotherapie. Ook hierbij is het probleem dat de agressieve medicijnen ook andere, gezonde cellen aantasten. Bovendien kennen de medicijnen veel nare bijverschijnselen, zoals haaruitval en misselijkheid. Eigenlijk bij toeval ontdekte men dat zwavelmosterd, een grondstof voor oorlogsgas, een vernietigende werking had op sneldelende weefsels in het lichaam. Zwavelmosterd is dan ook de basis geworden van een aantal medicijnen tegen kanker. Uitgangspunt is dat de stoffen zich via een zogenaamde alkyleringsreaktie hechten aan het DNA van sneldelende cellen en daardoor de celdeling verhinderen. Sommige van deze stoffen zijn met name effektief tegen lymfeklierkanker en testistumoren. Een ander soort medicijnen zijn de cytostatica. Een tumorcel heeft voor zijn groei grondstoffen nodig die ingebouwd worden in het DNA. Als men ze nu stoffen toedient die lijken op de grondstoffen, worden die ook ingebouwd in het DNA. Maar het DNA kan door die afwijkende stof niet meer functioneren en gaat dood. Deze medicijnen, de zogenaamde anti-metabolieten, worden vooral toegepast bij choriocarcinoom (kanker van de placenta) en borstkanker en prostaatkanker. In de laatste gevallen betreft het anti-metabolieten van hormonen. Omdat het zeer giftige stoffen zijn, worden vaak tegelijkertijd andere stoffen toegediend die de bijwerking zoveel mogelijk verhinderen. f en toe brengt het weekblad Privé weer een sensationeel verhaal over een nieuw medicijn tegen kanker. Deskundigen weten direkt dat dit nooit kan kloppen omdat er nooit sprake kan zijn van een medicijn tegen kanker, hooguit van verschillende medicijnen tegen verschillende kankervormen. Een voorbeeld van zo'n overschat middel is interferon. Dat bleek veel te vroeg in de publiciteit te zijn gekomen en veroorzaakte dus inderdaad een run op kankerklinieken van wanhopige mensen. Interferon is voornamelijk effektief bij kankers die aan een virusinfectie zijn te wijten, en dat is veelal niet het geval. Overigens wordt interferon wel verder onderzocht omdat veel experimenten werden verricht met onzuivere preparaten. Pas nu grotere hoeveelheden zuivere interferon met behulp van recombinant-DNA-technieken beschikbaar komen, zal het mogelijk zijn de stof goed te testen.

A

n het Academisch Ziekenhuis bij de Vrije Universiteit is het kantoor van de European Organization for Research and Treatment of Cancer (EORTC) gevestigd. Hoofd van het bureau is de eveneens aan de VU werkzame prof dr. H. M. Pinedo. Hij heeft eigenlijk geen tijd om VU-magazine te woord te staan — op de afgesproken tijd bleken er enkele spoedgevallen te zijn — maar bleek wel bereid tien minuten te vertellen over de behandeling van kankerpatiënten in het VU-ziekenhuis dat onlangs een 'zwaartepunt' kankeronderzoek kreeg. Men staat een multi-disciplinaire aanpak voor. De patiënt wordt besproken in een team bestaande uit oncologen (kankerdeskundigen), radiologen, chirurgen en artsen van de afdeling interne geneeskunde. Zij bespreken samen de behandeling die voor een bepaalde patiënt het beste zou zijn. Wordt bij voorbeeld via operatieve weg een tumor ver-

wijderd, dan is er in een aantal gevallen een nabehandeling nodig. Om te voorkomen dat er enkele cellen zijn achtergebleven die zich toch weer ongeremd gaan delen, wordt vaak een kuur met medicijnen of bestraling toegepast. Deze adjuvanttherapie wordt de laatste tijd veel vaker toegepast. Prof. Pinedo houdt zich, naast de 'gewone' patiëntenbehandeling, ook bezig met onderzoek naar de nieuwste ontwikkelingen. Daartoe is een laboratorium ingericht in een deel van het ziekenhuis. Hij meldt overigens al een genezingspercentage van vijftig procent in plaats van de veertig die tot nu toe bekend was. Het onderzoek richt zich met name op nieuwe geneesmiddelen en dan vooral op het tegengaan van mogelijke vervelende bijwerkingen. Pinedo is op dit gebied een internationaal erkend expert met vele kontakten, zodat het geen wonder is dat hij het EORTC naar de VU haalde. De twee onderzoekers aldaar, de farmacoloog dr. B. Winograd en de medisch chemicus dr. R. Lobbezoo, coördineren de werkzaamheden van zo veel mogelijk Europese onderzoekers op het gebied van nieuwe medicijnen tegen kanker. Het huidige onderzoek houdt zich voor een deel bezig met het verbeteren van de immuniteit tegen kanker. Het lichaam zou via medicijnen dus eigenlijk in staat moeten worden gesteld de kankercellen zélf af te breken. Een ander deel van de ontwikkeling van nieuwe medicijnen heeft betrekking op een verbetering van de cytostatica, de stoffen die een verandering in het DNA van de kankercel tot gevolg heeft zodat deze afsterft. Het is duidelijk dat juist deze medicijnen, die immers zeer giftig zijn, de ongewenste bijwerkingen zoals haaruitval en misselijkheid tot gevolg hebben. De onderzoekers proberen daarom stoffen te ontwikkelen die wel het gewenste effekt hebben, maar veel minder giftig zijn. Bij de ontwikkeling van een nieuw medicijn wordt een bepaald standaard protocol gevolgd. Dat begint met de ontdekking van een nieuwe stof. Vaak gebeurt dat bij toeval, soms bestaat er al een vermoeden. Deze stof wordt dan uitgebreid door de zeef gehaald. Er worden vele onderzoeken verricht die moeten aantonen of de stof effectief kan zijn. Een aantal van die onderzoeken wordt verricht op proefdie-

I

APRIL 1986

Prof.dr. H.M. Pinedo (AVC/VU)

145

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 159

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's