GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 326

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 326

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

gaat niet Schutte's boek. Die pretentie heeft het ook niet. Indirect Indirect speelt de rassenproblematiek echter een grote rol in Schutte's boek. De relatie tussen Nederlanders en Afrikaners blijkt namelijk altijd al in sterke mate te zijn beïnvloed door de verhoudingen in Zuid-Afrika tussen blank en zwart. Dat is niet pas de laatste tientallen jaren zo. Ook in de vorige eeuw was dat reeds het geval, toont Schutte aan. Na de Franse tijd was er slechts weinig belangstelling in Nederland voor de afstammelingen van de Europeanen van deels Hollandse komaf, die zich tijdens de VOCperiode aan de zuidpunt van Afrika gevestigd hadden. Sinds 1814 was er geen Hollands bestuur meer in de Kaapkolonie. Voorzover men in Nederland nog stilstond bij het bestaan daar van een Nederlandssprekende bevolkingsgroep, was het beeld dat men had van de Boer zeer negatief. Schutte omschrijft dit beeld als: "bruut, dom, egoïstisch, verkrampt, schijn-christelijk, een kapitalistische uitbuiter en onderdrukker. " Dat had alles te maken met de manier waarop de Boeren naar verluidt omgingen met de zwarten. Groen van Prinsterer uitte in een brochure in 1847 zijn zorgen over "de droevige bijzonderheden, welke nog in den laatsten tijd omtrent onregt en wreedheden, door de Boeren tegen de inboorlingen gepleegd, zijn medegedeeld". En in 1869 schrijft ds. P. Huet zijn brochure "Het lot der zwarten in Transvaal", waarin een beeld van de Boeren geschetst wordt "als tegen de zendingsarbeid gekante, schijnvrome, slavenhoudende onderdrukkers van de niet-blanken ". De Nederlander T. M. Tromp, die in 1876 korte tijd privé-secretaris van Transvaals president Burger was, bevestigt dat beeld. Terug in Den Haag beschreef hij de Boer als iemand die de zwarten "als beesten beschouwt en mishandelt". De Afrikaner was laf, vals, huichelachtig, meinedig, onzedelijk, ongastvrij, lui, vuil en ondankbaar. Conservatisme, overdreven orthodoxie, eigenzinnigheid, afkeer van regeringsgezag en van buitenlanders (ook Nederlanders) konden daaraan nog worden toegevoegd. In de Voortrekkersrepublikeinen waanden zij zich in een paradijs: "jagen, paardrijden, koffiedrinken, politiseren en landstabak omzetten in rook" waren hun enige bezigheden, schildert Tromp. Men kan stellen, dat tot 1880 in Nederland een weinig gunstig beeld bestond van de Afrikaners, die tussen 1835 en 1837 uit de Kaapkolonie naar het noorden waren getrokken o.a. omdat zij zich niet neer wensten te leggen bij de afschaffing van de slavernij door het Britse bestuur. Beeldverandering In de jaren 1880-1881 echter slaat deze kri-

284

tische houding in Nederland plotseling om wanneer de Boeren in gewapend conflict raken met de Britten en zelfs overwinningen boeken. Dat is, zo maakt Schutte aannemelijk, vooral een gevolg van oplevend nationaal zelfbewustzijn in Nederland. Hij typeert het snel opkomende pro-Boer enthousiasme in die jaren als uitbarstingen van een virulent Nederlands nationalisme, (overgaand zelfs in imperialisme). Het ingeslapen, versufte en verarmde Nederland werd wakker, indentificeerde zich met de Boeren, putte daaruit zelfvertrouwen en droomde weer van eerherstel van Nederlands aanzien in de wereld. En wat betreft het eerdere beeld van de boeren wordt het verleden met vreugde vergeten en "opgeofferd aan nieuwe inzichten en emoties (Schutte). In die sfeer ontstaat de nog steeds bestaande Nederlandsch-Zuid-Afrikaanse Vereeniging. De boerenrepublieken moeten voor Nederland worden wat Amerika voor Engeland is. De stichter van de zojuist opgerichte Vrije Universiteit Abraham Kuyper poogt de hoofdrol te spelen in de pro-Boer-beweging. Vergeefs is evenwel z'n poging om voor de pas opgerichte Vrije Universiteit een exclusieve positie te bemachtigen bij de opleiding van Transvaalse studenten. In 1881 wil hij zelf naar Transvaal, maar curatoren steken daar een stokje voor. Ongeschreven zijn helaas gebleven Kuypers impressies van de situatie aldaar. Als de boerenrepublieken door Engeland zijn verslagen en in 1902 de Vrede van Vereniging is gesloten, ebt de belangstelling in Nederland voor de Afrikaners wel weg, maar sympathie blijft bestaan, tot ver na de Tweede Wereldoorlog. Schutte dateert de tweede omslag in de gevoelens in Nederland in 1960, als na het bloedbad van Sharpville niet meer ontkomen kan worden aan een oordeel over de rassendiscriminerende wetgeving, die vooral na 1848 door de Afrikaners aan het

land is opgelegd. De beeldvorming van de Afrikaners krijgt daarna bij veel Nederlanders weer dezelfde trekken als voor 1880 het geval was. Apartheid Nederlands? Hoewel Schutte's onderwerp eenzijdig gericht is op de relatie Nederland en Afrikaners, staat er vooral over de vorige eeuw veel interessants in z'n boek. Naarmate de geschiedenis nieuwer wordt, treedt Schutte minder op als historicus en meer als informant over zijn kijk op de verschijnselen. Wat hij waarneemt vanuit de beperkte Nederland-Afrikaners-optiek is globaal het beeld zoals het er uitziet door de vensters van de door de ontwikkelingen ontredderd geraakte Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging. Lezenswaard is het hoofdstuk "Nederland het stamland van de apartheid?" waarin hij ingaat op de vraag in hoeverre Abraham Kuyper en diens volgelingen de geestelijke vaders zijn geweest van het Afrikaner nationalisme. T. Dunbar Moodie wijst in een in 1975 verschenen studie de Kuyperiaanse gedachtenwereld als een belangrijke bron aan en I. Hexman gaat in 1981 nog een stapje verder. Het waren de Zuidafrikaanse gereformeerden, de conservatieve Doppers, die in de jaren na 1902 de mythe der apartheid creërden en effectief propageerden. Schutte vindt dat zij de recente Zuidafrikaanse geschiedenis te veel vanuit een sociologisch model hebben bekeken. Bescheidener is de invloed van de Doppers in een historische interpretatie, meent Schutte. Niet de neo-Calvinisten maar de Volksnationalisten oefenden in de jaren dertig en veertig de grootste invloed op de Nationalistische beweging uit. Schutte: "Niet de Potchefstromers, maar duidelijk anti-Kuyperiaanse nationalisten als Herzog (die agnosticus was), Malan (die in de nadagen van de nationalistische opleving ethische theologie

Een zwarte Zuidafrikaan blikt in een uitzichtloze toekomst voor de ruïnes van zijn huis. De grond waarop hij leefde, is „Blank " verklaard

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 326

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's