GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 458

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 458

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

pelijke orde) die voor zowel de staat als de verdachten inzet zijn van het proces.

O

mdat de activiteiten van de terroristische groepen zich vooral richten tegen de staat zélf, valt niet te verwachten dat beide partijen in het proces overeenstemming zullen bereiken over de voorwaarden waaronder de rechtszitting plaats moet hebben. Dat was dan ook op geen enkele wijze het geval bij het proces tegen de Rote Armee Fraktion (RAF) dat in de jaren zeventig in West-Duitsland werd gevoerd. Een van de direct betrokkenen bij dit proces was de Amsterdamse advocaat P.H. Bakker Schut. Hij promoveerde onlangs op een studie over dit proces aan de Utrechtse universiteit. Zijn proefschrift verscheen uitsluitend in de Duitse taal en is blijkbaar voor de Duitse markt bestemd. De kern van Bakker Schuts proefschrift is de vraag naar de wijze waarop de beide partijen hebben getracht via het proces de maatschappelijke verhoudingen te beïnvloeden. Voor zowel de Duitse overheid als de RAF-leden was het immers duidelijk dat het hier niet alleen ging om moordenaars maar dat een basis aan hun handelen ten grondslag lag die ter rechtvaardiging diende (volgens de RAF) of juist de reden was dat deze organisatie met hand en tand bestreden diende te worden (de Duitse overheid). Op 21 mei 1975 begon voor het Oberlandesgericht in Stuttgart in een speciaal daarvoor gebouwde proceszaal (kosten: 12 miljoen mark) de openbare terechtzitting tegen Andreas Baader, Gudrun Ennslin, Ulrike Meinhof en Jan Carl Raspe. Zij waren drie jaar daarvoor gearresteerd. Hen werd ten laste gelegd het oprichten en aanvoeren van de RAF als criminele vereniging, die zich als doel had gesteld "de maatschappelijke verhoudingen in de Bondsrepubliek Duitsland naar het voorbeeld van de Latijnsamerikaanse stadsguerilla's met alle middelen, vooral geweld, te bestrijden, waardoor de voorwaarden voor verdere revolutionaire aktiviteiten moesten worden geschapen." De concrete feiten waarvan de RAF-leden werden beschuldigd betroffen een aantal in 1972 gepleegde bomaanslagen op met name Amerikaanse legerinrichtingen. Daarbij waren vier doden gevallen. Al vanaf het moment van hun arrestatie werden de gevangenen aan een streng regime onderworpen. Vooral de bijna onmenselijke isolatie die hen werd opgelegd bleek ondragelijk. Uit psychologisch onderzoek is al meerdere malen gebleken dat gevangenen niet in groepen van minder dan vijftien mensen mogen worden opgesloten omdat anders hun geestelijke gezondheid sterk wordt aangetast. De RAF-gevangenen mochten geen kontakt hebben met andere gevangenen, bezoeken van familie en vrienden mochten slechts plaats vinden achter een glaswand waarbij aan beide zij-

404

Ulrike Meinhof (links) en Andreas Baader

den een politiefunctionaris aantekeningen maakte. Een behandeling die slechts één keer eerder was voorgekomen, namelijk bij de nazi Eichmann. Sommige gevangen verkeren al vanaf 1970 in deze situatie. In enkele gevallen werd de isolatie nog verder geperfectioneerd door het bouwen van een gevangenis in een gevangenis: speciale cellenblokken waarin tot levenslang veroordeelde gevangenen meervoudig worden geïsoleerd. Niet alleen van het leven buiten, maar ook van het leven binnen de gevangenis. Tevens vindt hier, naast de sociale isolatie, ook het beroven van de zintuiglijke waarneming plaats, door de muren zo te isoleren dat geen geluid van buiten de cel kan binnendringen. Ulrike Meinhof beschreef in een notitie eens het resultaat van een dergelijke behandeling: "...het gevoel dat je hoofd uit elkaar springt...het gevoel dat je ruggemerg in je hersenen wordt geperst... het gevoel dat je ononderbroken onder stroom staat...het gevoel dat je cel draait...het gevoel dat je het spreken verleert...dat je de betekenis van de woorden niet meer begrijpt...en sisklanken als s, tz en sch absoluut niet meer te verdragen zijn...het gevoel datje innerlijk leegbrandt... het gevoel dat tijd en ruimte zich in elkander verstrengelen...het gevoel dat je huid wordt afgestroopt...razende agressiviteit waarvoor je geen uitlaatklep hebt...het volledige bewustzijn dat er geen overlevingskansen voor je zijn." Het enig mogelijke protest van de gevangenen tegen deze behandeling was de hongerstaking. In 1974 overleed het RAF-lid Holger Meins aan de gevolgen van deze aktie. Hij woog nog maar 39 kilo toen hij uiteindelijk naar een ziekenhuis werd gebracht. Het was echter al te laat. De Duitse justitie haastte zich te verzekeren dat Meins zélf verantwoordelijk was voor zijn daad:

"Hij heeft de dood aan zichzelf te wijten, hij heeft zelfmoord gepleegd." De advocaat van Meins wees echter op het feit dat de hongerstaking alleen bedoeld was ter beëindiging van de foltering in de gevangenis en dat de autoriteiten, door die situatie te laten voortbestaan, doelbewust Meins de dood injoegen.

I

n 1975 werd uiteindelijk met het proces tegen de leden van de RAF begonnen; een proces dat in de eerste maanden uitsluitend procedurele zaken tot onderwerp had. De gevangenen waren inmiddels door isolatie en hongerstakingen zo uitgeput dat zij nog maar drie uur per dag hun proces mochten bijwonen. Dat weerhield de Duitse autoriteiten er echter niet van het proces ook in hun afwezigheid te laten door gaan. Daartoe moest echter een speciale wet worden uitgevaardigd, want het bestaande Duitse recht maakte dit niet mogelijk. In die wet, op initiatief van SPD-minister Hans-Jochem Vogel en later bekend geworden als de Lex-RAF, werd ook bepaald dat advocaten slechts eenmaal in een proces tegen de RAF mochten optreden. De bedoeling van de wet was de uitsluiting van advocaten als Klaus Croissant en Otto Schilly, die men van teveel sympathie voor de RAF verdacht. Tegen hen werden tevens beschuldigingen geuit omtrent het smokkelen van wapens; beschuldigingen die nooit werden waargemaakt. De gevangenen kregen daarna van overheidswege advocaten toegewezen die zich nauwelijks of geheel niet voor de zaak inzetten; reden waarom zij door de verdachten werden genegeerd. De Westduitse justitie zag de RAF als een criminele vereniging en veronderstelde dat de individuele leden hun gezindheid na detentie niet opgaven. In dat kader werden de advocaten strafbaar gesteld als zij middels op zich legale juridische praktijken de ge-

VU-MAGAZINE • DECEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 458

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's