GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 350

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 350

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kleine maatschappelijke elite leek selectiever met dit verschijnsel om te gaan. De ontspanningsfunctie overheerste minder sterk en men zocht bovendien in de radiobode naar goede programma's. Van 'muzikaal behang' was dus absoluut geen sprake. Bij de televisie deed zich een zelfde ontwikkeling voor. In 1957 had minder dan eentiende van de huishoudens een toestel in huis. In 1974 was dat al 83 procent. Opvallend genoeg wachtten juist de beter gesitueerde gezinnen het langst met de aanschaf van het kijkmeubel. Uit een onderzoek onder de eerste bezitters van het toestel bleek, dat een belangrijke reden om tot aanschaf over te gaan het plezieren van de visite was. En inderdaad bleken veel van hen minder uit te gaan en juist meer bezoek te ontvangen. De gevolgen van de introductie van het televisietoestel waren enorm, vooral waar het kinderen betrof. Al eerder hadden opvoeders zich zorgen gemaakt over de morele consequenties van een overdadig bioscoopbezoek. Niet alleen omdat de zedelijke maatstaven van de daar vertoonde films niet voldeden aan die der opvoeders, maar ook omdat men zich zorgen maakte over het "geringe waardengehalte van escapistische bioscoopfilms die zouden kunnen bijdragen aan de vorming van een 'massajeugd'. Nu ging men zich ook zorgen maken over de binnenrukkende televisie. Vooral in arbeidersmilieus hadden de ouders steeds minder zeggenschap over het kijkgedrag van de kinderen. Zij bepaalden wanneer en vooral waarnaar gekeken werd. „Er is een indringer onze gezinnen binnengekomen. We hadden alles in de hand. Wij, ouderen, bepaalden wat onze kinderen te zien en te horen kregen. Dat is afgelopen. De tv is gekomen en doet maar." De tv "die maar doet" als excuus voor een soms gebrekkige opvoeding. Het tv-gedrag waarbij men kinderen zelf liet beslissen waarnaar ze wilden kijken of waarbij de tv als zoethouder voor lastige kinderen werd gebruikt, paste niet in het beeld van een 'moderner' opvoeding. Daar ging het immers om warmte en vooral veel individuele aandacht van de ouders. Zo kan men stellen dat de televisie de verschillen die tussen de onderscheiden milieus bestonden niet heeft verkleind. De verschillen blijken juist te hebben doorgewerkt ,,in de wijze waarop in verschillende gezinsmilieus radio en televisie werden gehanteerd." Tussen het agrarische, arbeiders en burgerlijke milieu bestonden aan het begin van deze eeuw grote verschillen. Verschillen die dankzij een verbetering van de concrete omstandigheden waaronder mensen leven kleiner zijn geworden. Verdwenen zijn zij echter niet, zo conludeert Henk van Setten. Hij ondervroeg zeshonderd mensen uit vijf verschillende generaties en uit de drie onderscheiden milieus. In het algemeen bleek dat de opvoeding in de loop der jaren steeds 'moderner' is geworden, met een kleine inzinking rond de tweede wereldoorlog. Er bleken grote verschillen te bestaan tussen de drie milieus, met name waar het de intensiteit van de opvoeding betrof en de mate waarin de ouders trachtten voor het kind een eigen 'kinderwereld' te creëren. Deze verschillen zijn in de loop der jaren beduidend kleiner geworden. Een opvallende uitkomst was het verschil tussen het affectvolle gedrag van de vader en dat van de moeder. Moeders hebben zich, meer dan vaders, laten leiden door de pedagogische voorlichting die tot 'moderner' ouderschap stimuleerde. Daarmee doorbraken zij het verschil tussen de milieus. Vaders waren minder gevoelig voor de gegeven voorlichting, hetgeen niet zoveel verbazing hoeft te wekken omdat moeders verreweg de meeste tijd in de opvoeding investeerden. enk van Setten vat de recente verkleining van verschillen tussen bevolkingsgroepen waar het gaat om de opvoeding van kinderen op als een uitzonderingssituatie. Hij ziet in de kloof tussen werkenden en niet-werkenden en de daarmee samenhangende vergroting van de

H

308

Een groot gezin: teken van welstand of investering uuor de toekomst?

inkomensverschillen een belangrijke oorzaak van zich wijzigende opvoedingstechnieken. Een grote bijdrage daaraan wordt geleverd door de informatietechnologie. Steeds meer gezinnen hebben de beschikking over een homecomputer waardoor kinderen in principe in staat kunnen worden gesteld thuis individueel onderwijs te volgen. Het onderwijs is niet in staat tijdig op deze ontwikkeling in te spelen, zodat de rol van het gezin bij het onderwijs een grotere rol gaat spelen. Op dat moment zullen de verschillen tussen gezinnen belangrijk toenemen, want wie over de financiële middelen beschikt kan zijn of haar kind thuis een 'betere' opvoeding garanderen dan wie niet over die middelen beschikt. "Zo kan", schrijft Van Setten, "een situatie ontstaan die opvallend analoog is aan die welke hier omstreeks tweehonderd jaar geleden, in de achttiende eeuw bestond: enerzijds een ouderwets en rudimentair onderwijs dat voor allen toegankelijk is, en anderzijds een elite die zijn kinderen doelbewust vormt via een kostbaarder vorm van individueel huisonderwijs." Hij ziet ook een positieve kant aan een voortgaand moderniserings- en individualiseringsproces. De motieven van ouders om kinderen te krijgen kregen een sterk emotionele lading. Ouders investeren nu veel liefde, zorg en aandacht in kinderen en verwachten in feite dezelfde emotionele aandacht terug. Dat legt vaak een steeds zwaardere emotionele druk op de kinderen en het maakt het hen steeds moeilijker aan de verwachtingen van de ouders te voldoen. Hoewel het merendeel van de kinderen nog opgroeit in een 'normaal' gezin (de biologische ouders met één of méér kinderen) zal in de toekomst de exclusiviteit van het ouderschap steeds meer doorbroken worden. Naast de biologische ouders zullen ook andere volwassenen de zorg voor kinderen op zich nemen, bij voorbeeld als de 'verwekkers' niet meer samen zijn. Gezins- en opvoedingsrelaties worden daardoor opener. "Wanneer eenmaal meerdere volwassenen met een kind te maken hebben, kan het kind, in plaats van te worden geconfronteerd met een onvermijdelijk emotioneel appèl, zelf bepalen wie het aardig wil vinden en wie niet." Het recht van een kind om iemand aardig te vinden of niet: het lijkt de 'moderne' opvoeding bij uitstek, al mag men vrezen dat ook dit 'recht' zich tot een bepaald milieu zal beperken. G Henk van Setten, In de schoot van het gezin. Opvoedingscondities in Nederlandse gezinnen in de twintigste eeuw. SUN, 1986, f 34,50 VU-MAGAZINE -

SEPTEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 350

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's