GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 82

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 82

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De regionale geschiedenis der Zuiderzeesteden te boek:

,Een bedroevend en diep verval' De bakermat van Hollands welvaren, zo zou men de kuststrook langs de voormalige Zuiderzee zonder overdrijving mogen betitelen. Aan de oevers van deze binnenzee vonden eertijds de belangrijkste activiteiten plaats op het gebied van visserij, scheepvaart, scheepsbouw en handel. De Zuiderzeedorpen en -steden zelf voeren er meer dan wel bij. En wie anno 1986 plaatsen als Hoorn, Enkhuizen, Kampen, Blokzijl en Stavoren bezoekt, vindt de herinneringen aan deze rijke historie nog in overvloed, ook al bezitten ze inmiddels het onmiskenbare craquelé van de vergane glorie. De eminente sociaal-economische rol van de kuststreek is, uitgezonderd hier en daar de visserij en het toerisme, immers sedert lang uitgespeeld. Wat zijn daarvan de oorzaken geweest?

Gert J, Peelen Wie mocht menen dat het met de welvaart van de Zuiderzeekust pas werkelijk spaak liep toen, in het begin van de jaren dertig van deze eeuw, door de voltooiing van de Afsluitdijk de Zuiderzee tot IJsselmeer werd, vergist zich deerlijk. Van verval was al in de vroege negentiende eeuw sprake. Deze en aanverwante kennis van de geschiedenis van de Zuiderzeedorpen en -steden kan men opdoen uit een alleszins aantrekkelijk, voorbeeldig geïllustreerd boekwerk dat enige tijd terug bij de VU-uitgeve-

rij verscheen: Zuiderzeesteden; Enkhuizen, Hoorn, Muiden en Harderwijk in de eerste helft van de negentiende eeuw. Het is het tweede deel in de serie Regionale geschiedenis van Nederland. Een gevarieerd gezelschap heeft, onder leiding van dr. A. Doedens, docent aan de Vrije Leergangen van de VU (VL/VU) aan de totstandkoming ervan meegewerkt: studenten geschiedenis van de VU en van de VL/VU en een geschiedenisleraar uit Harderwijk. Het is een boek geworden waaraan menigeen, beroepsmatig of uit liefhebberij geïnteresseerd in de regionale geschiedenis van ons land, genoegen kan beleven.

Een schuitenhelting op de Noordergracht Ie Enkhuizen: vergane glorie

76

Het boek voorziet bovendien in een historisch gevoelde leemte, zoals Doedens in de inleiding benadrukt. Slechts mondjesmaat vindt men in de geschiedenisboekjes iets terug over de negentiende-eeuwse historie van de Zuiderzeekust. Ten onrechte, menen de samenstellers. Telt men de inwoners van het meer of minder bekende vijfentwintigtal Zuiderzeeplaatsen — van Wieringen tot Workum en van Volendam tot Urk — bij elkaar op, dan blijken nog zo'n 70.000 mensen in 1849 op enigerlei wijze hun dagelijks brood te hebben verdiend aan de Zuiderzee (de Amsterdammers die dat ook deden niet eens meegerekend). En dat was in die tijd toch altijd nog meer dan vijf procent van de totale Nederlandse bevolking. Niettemin waren de eertijds zo grootse en gewichtigste statuur van steden als Hoorn, Enkhuizen, Harderwijk en Kampen, ook toen al voltooid verleden tijd. De vraag naar de oorzaken van dit verval vormt het uitgangspunt van het boek. Doode visch Neem bijvoorbeeld Enkhuizen, de stad die in de eerste helft van de negentiende eeuw een ,,bedroevend en diep verval" doorleefde, aldus geschiedenisstudent J. W. Loots die deze neergang beschrijft en tracht te verklaren, waarbij hij aansprekende historische citaten bepaald niet uit de weg gaat. „Van den toren leverde ons de zee, welke de uitgestrekte stad bespoelt - en de Frlesche kust die aan de overzijde uit de wateren zich verhief, een trotsch en bekoorlijk schouwspel op. De stad rondwandelende, vonden wij derzelve in een bedroevend diep verval", schreven Van Lennep en Van Hogendorp in hun Nederland in den goeden ouden tijd; Zijnde het dagboek van hun reis te voet, per trekschuit en per diligence door de Noord-Nederlandsche prouintiën in den jare 1823. „Groote grasweiden, waar runddieren, paarden of schapen liepen vertoonden zich daar, waar voorheen trotsche gebouwen stonden: de magazijnen der eens zoo bloeiende Oost Indische Compagnie bestaan niet meer, slecht een huisgezin, dat nog meest te Leyden woont houdt nog koets en paarden, terwijl er in 1800 achttien waren, die zulks doen konden; de kleine visscherij levert weinig meer op; en de groote (harlng-)visscherij is bijna geheel vervallen." Over de oorzaken van deze verloedering laten de wandelende heren geen twijfel be-

VU-MAGAZINE — FEBRUARI 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 82

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's