GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 464

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 464

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

nen te worden? Van den Berg:"Dat niet. De vraag: is wat voor objectiviteit streef je na?, en met name: wat voor visies sluit je buiten? In hoeverre kun je voorkomen dat alternatieve probleemdefinities bij voorbaat buitengesloten worden? In hoeverre zijn journalisten zich daarvan bewust en hoe zou je dat kunnen veranderen? Daar gaat het om." Van der Veer: "Media worden wel de managers van de symbolische arena genoemd; een arena waar partijen tegen elkaar in het krijt kunnen treden met de journalist als onpartijdige scheidsrechter. De journalist bepaalt ook de grenzen van de arena en trekt die grenzen vaak nauwer dan noodzakelijk is. We moeten niet van die begrippen af, als journalisten maar wèl beseffen, dat het relationele begrippen zijn. Als je het over evenwicht hebt, tussen welke partijen en visies wil je dan een evenwicht tot stand brengen? Als je die vraag niet stelt, hou je je alleen maar bezig met wat er binnen die symbolische arena moet gebeuren. De grenzen van die arena zijn echter minstens zo belangrijk als de regels die daarbinnen gelden. Maar we zouden die regels dus zéker niet moeten afschaffen."

I

n hoeverre is het mogelijk om op basis van dit onderzoek naar één arbeidsconflict meer algemene uitspraken te doen over het functioneren van de media? Van den Berg: "Als het gaat om de concrete onderzoeksresultaten dan moet je er rekening mee houden dat de consensus aan het begin van de zeventiger jaren aan het verschuiven was. In de jaren tachtig zijn de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers weer aanzienlijk veranderd; de vakbonden zijn veel meer in het defensief gedrongen. Dat werkt ook door naar de manier waarop in de pers aandacht wordt geschonken aan de arbeidsverhoudingen. In die zin kun je de resultaten niet naar het heden overplanten. Wel is het zo dat de journalistieke codes niet zo snel veranderen; dat men zich met name oriënteert op bronnen die als gezaghebbend bekend staan; dat men niet-gezaghebbende partijen vooral beschouwt als object van beleid; dat zit toch tamelijk diep verankerd. Onze belangrijkste stelling is echter deze: wanneer de media in zo'n open situatie de beschikbare ruimte niet benutten om een eigen definitie van de situatie te geven, dan is het niet zo boud om te veronderstellen dat in situaties waar de consensus veel stabieler is, de media daar zeker niet van zullen afwijken. Zo'n type generalisatie durf ik wel aan." Kun je de berichtgeving over een arbeidsconflict als bij de Enka ook vergelijken met andersoortige conflicten, bijvoorbeeld de kraakrellen in Amsterdam in het begin van de jaren tachtig? Van der Veer: "Zeker, maar op een wat an-

410

dere manier. Bij de kraakacties werd een bepaalde consensus over recht en orde aangetast en dat heeft geleid tot éen vrij scherpe berichtgeving. Daarbij hebben mechanismen als etikettering en criminalisering een veel belangrijker rol gespeeld dan in het arbeidsconflict dat wij onderzocht hebben. Toch werden ook bij die acties bepaalde journalistieke codes van objectiviteit, onpartijdigheid en evenwicht gehanteerd. Alleen hadden die geen betrekking op de kraakbeweging. Men liet wèl diverse partijen aan het woord: de burgemeester, verschillende politieke partijen, buurtbewoners. In die zin werd een bepaald soort evenwicht geconstrueerd. Het principe van hoor en wederhoor werd ook op een heel specifieke manier toegepast. Het ging niet om de kraakbeweging versus de autoriteiten. De krakers werden als relschoppers al bij voorbaat apart gezet. De tegenstellingen waaraan de pers aandacht besteedde, spitsten zich niet zozeer toe op de vraag of er ontruimd moest worden; daar was iedereen het wel over eens. Nee, het conflict ging tussen verschillende autoriteiten: tussen de Amsterdamse burgemeester en de minister van Binnenlandse Zaken, de voorstanders van een voorzichtige aanpak versus de voorstanders van de harde lijn." Van den Berg: "In die zin kun kun je de berichtgeving over de kraakrellen heel goed met de Enka-affaire vergelijken. Het begint met een voorstelling van wat de consensus is of wat de consensus zou moeten zijn. Daarbinnen wordt de berichtgeving geconstrueerd."

D

e bevindingen van de beide onderzoekers met betrekking tot de Enka-affaire —namelijk dat de media met name functioneren als steunpilaren van de heersende consensus, iets wat ze ook bij de kraakrellen waarnemen —lijken enigszins strijdig met hun aanvankelijk ingenomen standpunt in het proefschrift. Ze bestrijden het standpunt dat de media volledig onafhankelijk en autonoom zijn; het zelfbeeld dat met name veel journalisten vurig koesteren. Daartegenover bestrijden ze echter eveneens diverse 'functionalistische', en een aantal orthodox marxistische theorieën die de media iedere autonomie ontzeggen. Die zijn volgens hen niets meer dan veredelde manipulatietheorieën. Van der Veer en Van den Berg stellen daarentegen dat media wel degelijk een relatieve autonomie bezitten; een eigen ruimte om situaties op een nieuwe manier te definiëren. Echter, hun eigen onderzoeksresultaten lijken vooral het standpunt van de aanhangers van die reproduktietheorie te bevestigen. Waarom blijven ze dan toch volhouden dat de media eigen marges hebben?Van den Berg erkent dat dit een paradox lijkt: "Maar toch verzet ik me nog steeds, ook na dit onderzoek, tegen de gedachte dat de media gedoemd zijn

om de heersende consensus te reproduceren. Het is een kwestie die je voortdurend moet blijven onderzoeken. Wij zeggen dat er wel een speelruimte bestaat, maar dat die in het door ons onderzochte geval nauwelijks benut is. Maar we hebben ook een hypothese waarom die ruimte niet benut is: dat heeft dus met name te maken met de keuze van de informatiebronnen door journalisten, een bepaalde routineuze journalistieke praktijk. Maar ik denk dat er ook voorbeelden te noemen zijn van conflicten in landen met een parlementaire democratie en een relatief autonome pers, waar de media wel degelijk een belangrijke rol hebben gespeeld." Welke dan? Van den Berg:"lk denk met name aan de Vietnam-oorlog. Amerikaanse media hebben bij dit conflict een zeer belangrijke rol vervuld. Ze hebben de feitelijke mogelijkheden van de Amerikaanse politiek beperkt, omdat ze toch een definitie van de Vietnam-oorlog gaven die afweek van die van de opeenvolgende Amerikaanse regeringen. Ik zal een voorbeeld geven. Gedurende die oorlog gaf men berichten door waarin ook de tegenpartij duidelijk aan het woord werd gelaten. Op een gegeven moment leidde dat ertoe, dat die berichten al in Vietnam gecensureerd werden; maar er is toen een periode geweest dat bijvoorbeeld het dagblad Trouw stelselmatig onder haar artikelen vermeldde, dat het bericht onderworpen was geweest aan de censuur. Dat is een duidelijk verzet tegen een heersende definitie. Algemeen wordt de Vietnam-oorlog toch gezien als een strijd, waarbij de media een buitengewoon belangrijke rol hebben gespeeld in het besluit van de Verenigde Staten om zich terug te trekken. Mede op grond hiervan ben ik nog steeds niet geneigd om terug te keren naar de hele simpele en buitengewoon pessimistische visie van media als de handhavers van de statusquo. Dat is het manco van de functionalistische en van sommige orthodox marxistische theorieën: ze leiden tot een fatalistische houding, ze bieden nauwelijks aanknopingspunten voor de wijze waarop de dingen zouden kunnen veranderen." D

Harry van den Berg, Kees van der Veer: Ideologie en massamedia. VU uitgeverij Amsterdam, 1986.

Koos Neuvel is socioloog en free-lancejournalist.

VU-MAGAZINE - DECEMBER 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 464

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's