GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 118

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 118

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roelf Haan

Capra en het keexpunt in de economie Het zal nog wel zo gaan als het mij dertig jaar geleden verging, dat aan beginnende economiestudenten het verschil wordt uitgelegd tussen fysica en economie. Fysica is een echte wetenschap; er kan in laboratoria geëxperimenteerd worden. Helaas is de samenleving geen experimenteerstation waarin naar keuze allerlei factoren naar de hand van de onderzoeker kunnen worden gezet. De economist moet zich dus behelpen, hij "benadert" alleen de werkelijkheid, maar dat doet hij dan toch door zoveel mogelijk van wiskundig-natuurwetenschappelijke methoden gebruik te maken. Hij doet alsof hij te maken heeft met natuurkundige krachten. Het is nauwelijks nog een stap verder om het economisch gebeuren inderdaad te zien als een stuk mechanica, en daarop het "economisch beleid" te baseren. En wie zou kunnen ontkennen dat Chili en de Philippijnen economische experimenteerstations geworden zijn dankzij een onder dictatoriale dwang, terwille van de economische orthodoxie opgelegd "economisch model"? De eigenlijke wetenschappelijke methode is voor de economie de natuurkundige methode. De zeventiende-eeuwse grondlegger van de economie. Sir William Petty, was anatomie-professor in Oxford, en bevriend met de natuurkundige Isaac Newton. De vormgever aan het economisch liberalisme, John Locke, was medicus, evenals de Franse "fysiocraat" Quesnay — de man van het economisch beginsel van het "laissez faire". Adam Smith, de "vader" van de moderne economie in zijn klassieke vorm, was tevens astroloog. De moderne economie karakteriseert zichzelf nog steeds als "Newtoniaans".

108

De werkelijkheidsvisie die tussen 1500 en 1700 ontstond was materialistisch; de stoffelijke wereld werd gezien als een verzameling van op zich zelf staande deeltjes, "geassembleerd" tot een grote machine. Dit mechanicistische wereldbeeld heeft de Europese wetenschap gestempeld: eerst de natuurwetenschap, en via deze ook de economie. De economie wordt gezien als een zich zelf regulerende machine (een systeem van met elkaar in verbinding staande markten die "vrij" moeten "opereren"); die bewegende delen en sectoren moeten in hun verloop worden bestudeerd zoals men natuurverschijnselen bestudeert. Het gaat niet om de "totale" werkelijkheid, maar alleen om "wat de economist als economist interesseert". Hij maakt een "abstractie", door af te zien (te "abstraheren") van wat in zijn wetenschappelijke model niet past (want anders kan hij het laboratorium immers niet nabootsen). Een bekend Chicago-econoom liet zich eens geïrriteerd uit over een antropoloog die hem kritisch ondervroeg over het werkelijksheidsgehalte van zijn begrippen, bij voorbeeld dat van de "economische mens", de "homo-economicus". Zo iemand had deze antropoloog in traditionele samenlevingen nog nooit ontmoet. Deze nieteconoom was dom genoeg om te denken dat wetenschappelijk-economische begrippen ook per se op werkelijke verschijnselen zouden moeten slaan! Praktische voorbeelden zijn te schrijven in de marge van iedere bladzij van de gangbare economische leerboeken. Wanneer kritiek wordt geuit op de omgekeerde ontwikkelingshulp: de kapitaalstroom die van de arme landen zich beweegt

naar de rijke landen (en niet omgekeerd), dan reageert een „echte" econoom met eenzelfde irritatie: weer iemand die er niets van begrijpt: hij (vaker een zij) verwart op onwetenschappelijke wijze „kapitaal" (leningen aan de arme landen) en kapitaal-"opbrengsten" (datgene wat, naast de afbetalingen op dit geleende kapitaal, van de arme landen terugvloeit naar de rijke landen). Zij mag dus nooit zeggen dat de arme landen de rijke bevoordelen, want die laatste verstrekken toch maar het kapitaal. Dat deze daaraan verdienen is een geheel „andere" zaak. Wetenschappelijk mag het een niet met het ander verward worden. Fritjof Capra — aan wie in dit nummer van VU-Magazine het omslagverhaal is gewijd — maakt nu voor al deze wetenschappelijk doende economen een interessante opmerking, die er op neerkomt: jullie hebben je fysicales niet bijgehouden! De natuurkunde is sinds Newton radicaal veranderd. De twintigste eeuwse quantum-fysica bij voorbeeld denkt niet meer in termen van kleine van elkaar geïsoleerde deeltjes die met elkaar in mechanische verbinding staan — zoals vragers en aanbieders op een markt —, maar het gaat om waarschijnlijkheidsprojekties en onderlinge verwevenheden in een kosmisch web waarin ook de menselijke waarneemster en haar bewustzijn is opgenomen. Een "abstractie" van de economische machine, op veilige, neutraal-wetenschappelijke afstand, is niet meer mogelijk. Gelukkig niet, want deze methode heeft een milieu-, werkeloosheids-, en voedselcrisis opgeleverd op wereldschaal.

Ik had het over de menselijke "waarneemster" — in de vrouwelijke vorm. Dat komt vanwege het optimisme, waarmee Capra zijn in 1982 verschenen boek „The Turning point" opent. Onze cultuurcrisis, die het gevolg is van het mechanicistische wereldbeeld — natuur en samenleving zijn een machine die beheerst moet worden — leidt als vanzelf tot een keerpunt (turning point): de wal keert het schip. De belangrijkste factor in deze fundamentele verschuiving in denken en doen is reeds zichtbaar: het langzame verdwijnen van het patriarchaat. Respect voor de vrouw en ruimte voor haar, zal een minder fragmentarische en agressieve benadering van de maatschappelijke problemen met zich brengen. De termen waarin de 17e-eeuwer Bacon het westerse cultuurideaal verwoordde — de ("vrouwelijke") natuur moest worden "onderworpen", "tot dienstbaarheid gebracht", "haar geheimen moesten aan haar worden ontwrongen" (tortured form her) — zijn geweldstermen, die, zegt Capra, ontleend zijn aan de heksenexecuties die aan het Engelse hof waaraan Bacon als funktionaris verbonden was, gangbare gespreksstof geweest moeten zijn. In Capra's boek heeft de economist Hazel Henderson de stof geleverd voor een goed geschreven hoofdstuk over de impasse van Newtoniaanse economie. Haar conclusie — en die van Capra — leidt tot wat we in Nederland noemen: de economie van het genoeg. Het gaat ook, zegt zij, om een terugwinnen van het geestelijke gehalte van de samenleving. Dat is, voor dit verhaal over Capra, een mooi calvinistisch slot; heeft niet de Engelse historicus Tawney opgemerkt dat de scheiding tussen geestelijk leven en maatschappelijk leven — wij zouden zeggen tussen geloof en politiek — die aan het begin van de moderne tijd, door Luthers twee-rijkenleer werd aangebracht, de religie ontdeed van haar sociale inhoud en tegelijkertijd de maatschappij van haar ziel?

VU-MAGAZINE — MAART 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 118

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's