GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1987 - pagina 435

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1987 - pagina 435

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

die onmogelijk te maken. De theologiestudent krijgt de Leidse middenstand op zijn hielen, waar hij veel schulden heeft. Dankzij de efficiënte hulp van zijn vrienden kan hij naar Engeland vluchten, waar hij zich de eerste twee jaar met moeite overeind houdt. Hij voelt zich eenzaam, maar veel wroeging toont hij niet. Talloos zijn de grappen over zijn noodlottige verhouding met het 'verwaarloosd stuk der scheikunde'. "Schrijf mij bid ik u toch spoedig," schrijft hij aan Van Lennep, "want ik verlang hier even vurig naar als wellicht Van der Boon naar de menstruatie zijner Echtvriendin.'' Van de Linde verdenkt de hoogleraarsvrouw ervan dat zij het is die hun amourette aan haar man heeft verklapt en hij spaart haar niet in zijn spotternijen. Ten aanzien van de muzikantendochter koestert hij daarentegen aanvankelijk huwelijksplannen. Het lijkt niet onmogelijk dat Van Lennep hem er om zakelijke redenen van heeft weerhouden Leentje te trouwen. Hij vond dat de zangeres Maria Malibran sprekend op haar leek en als die zangeres in 1836 op jonge leeftijd overlijdt, denkt hij weer aan Leentje Jaspers terug: "Hoe gaat het haar toch? ik denk nog altijd aan haar met diepen weemoed en deze herinnering kost mij menigen slapeloozen nacht, gij moogt dit geloven of niet doch het is de waarheid, terwijl de andere Leijdsche Venus mij geen pijp tabak waard is." Inmiddels heeft hij de kans gekregen om een wat armetierige privéschool over te nemen. Het schoolmeesterschap kost hem aanvankelijk enige moeite, aangezien hij het Engels nog niet helemaal onder de knie heeft en een tegenstander is oe ruimdenkend Van de Lindes vrienden ook waren, de hoogle- van lijfstraffen. De lijfstraffen schaft hij raren konden allesbehalve la- af, voor zover de ouders van zijn leerlinchen om de poets die de 'ijverigen ama- gen hem dat toestaan, en het spreken van Frans stelt hij op school verplicht. Hij nuensis' de chemie-professor had gebakken. Prof. Van Hengel roept herhaalde- weet zich geliefd te maken bij zijn leerlingen en hij verhoogt zowel zijn status lijk uit: "O, nu weet ik waarom die als zijn geluk door een goede partij te husmeerlap zich ook zoo gemeenzaam met wen, Caroline de Monteuuis, de dochter mijne brave Vrouw wilde maken." En Van der Boon Mesch zelf acht het bene- van een Franse kostschoolhouder. In 1843 verhuizen zij naar het monumentale den zijn waardigheid en zijn betrekking Cromwell House in het Londense voorbij de Leidse Hogeschool om nog verder stadje Highgate, dat ruimte biedt voor te spreken over de hoon die hem is aaneen rendabele kostschool. gedaan. Vanaf dan leidt hij een arbeidzaam leven Maar hij acht het niet beneden die waaren in de vakanties ontmoet hij soms zijn digheid om Van de Linde de verdere stuoude vrienden weer. Van zijn schulden raakt hij echter nooit verlost, evenals van zijn aanvallen van melancholie en diarree. Het laatst is natuurlijk aanleiding tot veel grappen; de melancholie corrigeert het beeld van de grappenmaker Van de Linde. zijn voor een twintigste-eeuwer vaak lastig te volgen. De grootste deugniet van het hele stel was Kees Soek, die zich later als arts op venerische ziekten zal specialiseren en die nog eens met hulp van Van de Linde naar Zuid Afrika vlucht. In een brief haalt Van de Linde de herinnering op aan één van hun avonturen. Soek kroop 's nachts vaak bij de dochter van zijn hospita in bed en Van de Linde deed hetzelfde bij de dienstmaagd van de zijne. Ze besloten om eens voor een keertje te ruilen - stiekem, want 's nachts is het toch donker. Van de Linde bouwt het verhaal op als een short story. Van plagiaat kan geen sprake zijn, maar de hedendaagse short .?tory-schrijver Roald Dahl heeft ook eens een dergelijke partnerruil beschreven. Hij staat bekend om het verrassende slot dat zijn verhalen meestal hebben. The Great Switcheroo eindigt ermee dat één van de twee vrouwen zonder te weten dat de buurman haar die nacht bezocht heeft, 's ochtends enthousiast tegen haar echtgenoot vertelt dat dit de eerste keer was dat ze van het vrijen heeft genoten. Bij Van de Linde loopt de geschiedenis anders af, het venijn zit nu nog iets letterlijker in de staart. Als Gerrit bij de dochter van Soeks hospita is binengelaten, loopt aanvankelijk alles volgens plan, maar dan blijkt het meisje ' 'Keesjen aan zijn instrument te kunnen onderscheiden van alle anderen''. Ze werkt hem verontwaardigd de deur uit: "en dat voor iemand die dominé moet worden.''

H

'0, nu weet ik waarom die smeerlap zich ook zoo gemeenzaam met mijne brave Vrouw wilde maken.' 36

V

oordat deze brieven bekend werden merkte slechts een enkeling de melancholieke ondertoon in de gedichten van De Schoolmeester op. Maar, ere wie ere toekomt, de literatuurhistoricus G. Kaljf schreef al in 1917: "Onder die hooge spotklanken door hoort men van tijd tot tijd het dieper geluid van den weemoed.'' In de brieven is het soms bijna omgekeerd, door de diepe weemoed dringt zelfspot heen. "Gij weet, het zijn altijd de grappemakers niet die het lichtste hart omdragen, en ik ben in een staat van diepe melancholie vervallen, even pijnlijk bijna voor anderen als voor mij. Alles rondom schijnt mij ontrustend en schrikwekkend toe, ik denk ieder ogenblik dat de kinderen uit schaatsen rijden zijn, éér er nog ijs ügt, of dat er iemand achter mij staat om mij een oorvijg te geven met de klepel van de kerkklok; een lange neus komt mij langer, en een platte platter voor dan waarlijk het geval is, ik verlies ieder ogenblik mijn knoopsgaten, ik ben zoo dun dat men een kaars voor mijn lichaam houdt en aan de andere zijde de chineesche schimmen aanschouwt, en helaas mijn trouwe hond is ook dood; vraag mij dus, uit medelijden, geen zotte vaersjens meer, doch vertroost mij met een ernstige brief." Na deze passage volgt, alsof er niets gezegd is, een zot versje. Uit dat versje blijkt andermaal dat zonder de vriendschap met Van Lennep de meeste gedichten van de Schoolmeester niet waren geschreven. "Als gij niet meerfluitIDm is mijn trommelen ook uit/En ik geef voor mijn dichtaar geen duif\ schrijft Van de Linde. Het gedicht eindigt: "En, als ik u maar zie schaterenJDan zou mijn dichtaar zich dood wateren.'' Van de Linde kende een mateloos verlangen naar vriendschap. Als zij maar door een andere heer geschreven waren zouden sommige passages zo op een homomonument gebeiteld kunnen worden ("O beste van Lennep schrijf mij toch dadelijk, ik verlang onuitsprekelijk naar een brief van u, om Gods wil vergeet mij toch niet, noch verkoel in uwe vriendschap etc"). Andere zijn minder geschikt. Omtrent een neef van Van Lennep, die vanwege zijn seksuele geaardheid in de problemen is geraakt, informeert Van de Linde: "Hoe maakt het die neef toch die zich te veel vrijheid achter een ander man's rug veroorloofde.'' De antwoorden van Van Lennep zijn helaas verloren geraakt. Hij zal echter waarschijnlijk een dankbaar eenmans publiek voor Van de Lindes pikanterieën

VU-MAGAZINE-NOVEMBER 1987

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's

VU Magazine 1987 - pagina 435

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1987

VU-Magazine | 485 Pagina's