GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 220

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 220

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

gaat hij handelen als een beminnelijke wijze vader die het goede nastreeft voor zijn volk. Liefde werd vanoudsher aan godsdienst gekoppeld. De oudste godinnen van Klein-Azië waren Grote Moeders - zo noemt Meininger ze doch tevens 'grote loeders'. Ze bestierden de natuur, maar hard, veeleisend en zonder liefde voor, dan wel communicatie met de mens, of het moest via tempelhoeren zijn. Ontevreden Grieken stelden daar een 'tegengodin' tegenover: de boterzachte, zoetelieve, wonderschone maagd. Kortom, de 'prachtvrouw', de Aphrodite, de Venus. Maar aan vergoddelijkte, opgehemelde vrouwen, onbereikbaar en in alles ideaal, daaraan heb je als liefhebbende man ook niet veel, vindt Meininger, want "liefde is een zaak van lichamelijke nabijheid, van woord en wederwoord." Uit het denken in die uitersten, de kille hoer en de hemelse maagd, spreekt "de tweespalt en de tegenstelling in de geest, die het denken over de liefde tot op de huidige dag bepalen." Vereniging en scheiding vormen een eeuwige kringloop,

Vaak zegt men dat de mens het hele jaar door bronstig is. Een misverstand: de mens is juist bevrijd van de bronst. een gestadige wederkeer, zoals Empedokles in de vierde eeuw voor Christus al betoogde. Nogal vlot is de auteur door het Oude Testament heen. Niks dus over het Hooglied. Komt dat doordat hij in de God van Israël "in eerste instantie de machtige en zich wrekende 'heer der heerscharen' ziet, wiens hoogste deugd de rechtvaardigheid is"? Hier lijkt een wat verouderde kijk op het jodendom, doorweven met een sterk benadrukte tegenstelling van liefde en recht, de schrijver parten te spelen: "Waar rechten op de voorgrond worden geplaatst (..)", schrijft hij in een hoofdstukje over liefde en staatsvorm, "is meestal de liefde verdwenen. Mensenrechten kunnen geen echte humaniteit, geen liefdevolle medemenselijkheid garanderen." Maar valt liefde niet nog minder te garanderen? 30

D

e eigenlijke filosofie van de liefde begon pas in Griekenland, om precies te zijn met Plato's Symposion. Schijnbaar uit de losse pols geschreven als een mengsel van Atheense anekdoten en filosofische grappen, in werkelijkheid knap doordacht en opgebouwd. Een vriendenkring steekt lofredes op Eros af. Aristophanes doet het ontstaan van de liefde uit de doeken. Een kostelijk verhaal. De mens, zo beweert de geslaagde tafelredenaar, was in de oertijd man en vrouw in één, androgyn, en vormde zo, in bolvorm, een bedreiging voor de goden. Zeus sneed derhalve de mens in tweeën, in een vrouwelijk en een mannelijk deel. Sedertdien gaat elk op zoek naar een wederhelft, en zo ontstond het liefdesverlangen. Er blijkt ook uit dat niet liefde en haat eikaars tegenpolen zijn, maar liefde en angst, zoals Meininger eerder al had betoogd. Het was uit angst dat Zeus de mens doorkliefde. Angst maakt kapot wat alleen liefde weer kan helen. Het bij Gilgamesj ontwaarde verband tussen liefde en cultuur wordt nog klaarder in een gesprek, ook uit Plato's Symposion, tussen Sokrates en diens geheimzinnige leermeesteres Diotima. Liefde sublimeert zich in het schone en goede, in kunst en staatswezen, doceert Diotima. Ze kan lichamelijk zijn. Dan ontspint zich het spel van man en vrouw. Maar scheppende liefde, gezeteld in de ziel, wekt "inzicht, en alle overige deugd." En "veruit het grootste en schoonste inzicht is dat, dat verband houdt met de inrichting van staat en samenleving, en dat bezonnenheid en gerechtigdheid wordt genoemd." Ook klassieke Chinese denkers als Confucius en Mencius stelden dat "alleen de deugd van de liefde het volk gelukkig en het land welvarend kan maken." Liefde is niet slechts een gemoedsgesteldheid, of een basisgevoel dat aan relaties voorafgaat. Aristoteles schreef al dat voor liefde gewerkt moet worden: ze is "een langzaam rijpende vrucht, die tijd en vertrouwelijke omgang nodig heeft om zich volledig te ontwikkelen", zo geeft Meininger de altijd praktisch denkende Aristoteles weer. Met het christendom kwam de idee op van eenwording met God door

de Christusfiguur. Dat verwerd vaak tot een haat tegen het lichamelijke in de liefde. "Werkelijke schoonheid is niet gelegen in het door en door smerige vlees", walgde Origenes in de tweede eeuw. "Wie de bovenaardse schoonheid van de zielebruid heeft herkend, zal ervoor terugdeinzen de lichamelijke schoonheid van een vrouw, een kind of een man met dezelfde naam te benoemen." En Plotinus schreef tezelfdertijd, met een bijna zichtbaar opgetrokken neus, over de lijfelijke hefde als "iets lelijks, iets vies." Meininger wijst erop dat christenen de komst van Christus duiden als 'de vleeswording van het Woord'. Maar dan is ook de liefde vlees geworden, en niet alleen geestelijk te verstaan. Het hele onderscheid in lichaam en geest heeft overigens iets gekunstelds, meent Meininger. Ook zou het christendom een eigen, unieke vorm van liefde voor de mens hebben ontwikkeld, die met agapè wordt aangeduid. Toch kan ook die iets bovennatuurlijks, iets onlichamelijks vertonen, aldus de schrijver. En als liefde van haar aardse wortel is beroofd, is "tevens de vlam in het hart gedoofd." Want "het woord, het wederwoord, het liefdewoord" zijn "tot zwijgen gebracht en verstikt." Dan wordt lichamelijke liefde hooguit geduld als ze tot voortplanting leidt. Gevolg moet wel zijn "een door en door onredelijke vernedering van de vrouw." Waarom altijd die afkeer van seks in allerlei, ook niet-christelijke godsdiensten? Meininger weet het niet: "Wij staan voor een raadsel. Of zou het misschien toch gewoon gebrek aan liefde zijn?" Zo werd een deel van de liefde naar het duivelsrijk verwezen. Met askese, bidden, vasten en zelfkastijding dacht men vanzelf de geestelijke liefde over te houden. Vergeefs: mét de 'vleselijke' liefde help je ook de 'geestelijke' liefde om zeep. Wat overblijft is de "steriele waan van een mens die zich van de ander (en dus van God!) afwendt." Toch waren er ook christeljke denkers, zoals Pascal (1623-1662) die in alles de liefde werkzaam zag: "Je kunt trachten het te verbergen, maar je bemint altijd. Zelfs in die dingen waarvan het lijkt of men de liefde er uit had verwijderd, bevindt zich de liefde, in het geheim en in het verborgene."

VU-MAGAZINE—MEI 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 220

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's