GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 153

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 153

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

onjuist: de maatregel berust immers op de noodzaak van een psychiatrische behandeling; hoe kunnen wetgever en juristen de duur van zo'n behandeling ooit bij voorbaat willen beperken? En hij was bovendien van mening dat, om redenen van 'bestwil' men voor enige dwang, op de terbeschikkinggestelde uitgeoefend, niet bijvoorbaat hoefde terug te deinzen. Men moest, aldus Herstel, niet al te veel verantwoordelijkheid willen leggen op schouders waarvan bewezen is dat zij deze niet kunnen dragen. De kanttekeningen bij dit laatste punt van kritiek, kwamen uit de mond van prof.mr. T.M. Schalken, hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht aan de Vrije Universiteit. Hij wees erop dat dwangopname niet meteen een juridische vrijbrief biedt tot

heidsideaal eens, dan zou daaraan ook een vrijheidspr/nc;pe moeten worden gekoppeld: het streven namelijk, om dit ideaal te bevorderen. Dat betekent niet alleen het respecteren van elkaars autonomie, maar vooral ook het bevorderen van de mogelijkheden om werkelijk autonoom te zijn, meende Soeteman. Een te sterk paternalisme, dat daarbij steevast op de loer ligt, wees hij echter van de hand: niemand - ook niet de wetgever - heeft het recht om het individu te dwingen z'n (vermeende) eigenbelang na te streven. In principe mag dus niemand gedwongen worden om, bijvoorbeeld, vrij te zijn. Het belang van het individu wordt uiteindelijk alleen door de persoon in kwestie zélf bepaald. Niet omdat dit altijd tot de beste resultaten leidt - het tegendeel is in de meeste gevallen simpel te bewijzen -, maar omdat de menselijke waardigheid dit verlangt. Toch is de spanning hiermee niet verdwenen. Het probleem van mensen die onvoldoende macht over het stuur hebben, is daarmee niet uit de weg geruimd, aldus Soeteman in zijn betoog: "Het individu moet zelf uiteindelijk zijn eigen belang bepalen, maar is dat individu daar wel altijd toe in staat? Hoe zit het bijvoorbeeld met leerplicht? Of met terbeschikkingstelling?" Soetemans antwoord op die vraag is ontleend aan zijn eerder geformuleerde vrijheidsideaal: waar geen vrijheid is, kan ook geen sprake zijn van inbreuk op, of beperking van vrijheid. Strafbare feiten gepleegd op momenten waarin sprake was van verminderde of afwezige toerekeningsvatbaarheid, vloeien niet voort uit vrije wil, zo luidt dan de redenering. Het zijn onvrijwillige handelingen. En Soeteman acht het géén inbreuk op de individuele autonomie wanneer een overheid dergelijke onvrijwillige handelingen lees in dit geval: herhaling van in vlagen van verstandverbijstering gepleegde misdaden - tracht te voorkomen. Daar ligt volgens deze rechtsfilo-

soof de basis om iemand ter beschikking van de regering te stellen, om zo het toekomstige gevaar af te wenden, dat betrokkene de samenleving of zichzelf zou kunnen berokkenen. Een sluitende argumentatie lijkt het. Maar het ijs blijft uiterst glad. Want wie bepaalt welke handeling vrijwillig, welke onvrijwillig is verricht? Een objectieve maatstaf hiervoor bestaat niet, al geldt als vuistregel dat in principe niemand uit eigen vrije wil in strijdt met z'n eigen belangen zal handelen. Maar het probleem is nu juist dat deze vrijwilligheid door 'externe' of 'interne' omstandigheden kan zijn ontregeld: in het eerste geval is bijvoorbeeld van dwang, overmacht of noodweer sprake, in het tweede van een psychische storing. Soeteman ziet in feite geen andere mogelijkheid dan terug te grijpen op de individuele verantwoordelijkheid als onlosmakelijk onderdeel van de menselijke autonomie. Alleen handelingen waarvoor we degene die ze verricht verantwoordelijk denken te kunnen stellen, zijn vrijwillig; niet het gedrag van mensen die we niet langer als 'mondig' en, in moreel opzicht, 'vrij' beschouwen. Maar in feite zijn we ook met deze vaststelling nog geen stap verder. De conclusie kan, aldus prof. Soeteman, geen andere zijn, dan dat de mate van onvrijwilligheid altijd afhankelijk is van de manier waarop anderen die inschatten: "Onvrijwilligheid, kunnen we wat overdreven zeggen, wordt uitgedeeld door anderen (evenals verantwoordelijkheid en schuld)." Ontegenzeglijk is dit een constatering die een zware claim legt op de psychiaters die dagelijks in de weer zijn om, ten behoeve van de strafrechtspleging, de mate van toerekeningsvatbaarheid van delinquenten te beoordelen. En juist vanwege de onvermijdelijke subjectiviteit in deze beoordeling lijkt het niet meer dan terecht dat de psychiater adviseert, maar de rechter uiteindelijk beslist.n

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 153

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's