GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 213

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 213

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. J.P. Feddema (1932) is als antropoloog verbonden aan de Vrije Universiteit. Onlangs nam hij min of meer offlcieel afscheid als docent (als onderzoeker blijft hij aan) met een college getiteld 'Hoe lang nog maken wij onszelf en de andere zowel model als rivaal? Wetenschap en samenleving op een keerpunt.' Hij hekelt daarin onder meer de reductionistische wetenschapsbeoefening en plaatst zijn kritiek in het kader van de mimesis- en zondeboktheorie van René Girard. Naast zijn wetenschappelijke werk was Feddema vice-voorzitter van de EVP. Sinds '85 coördineert hij het werk van het wetenschappelijk instituut van deze politieke partij. Interview: Gert J. Peelen Foto: Kees C. Keuch (AVC/VU)

Ie van de wijsheid werd beoefend, maar omwille van het voordeel en de macht. Want kennis is macht, nietwaar, en de aarde is iets waaruitje winst kunt maken. De westerse mens raakte ethisch afgestompt. Ethiek bestaat op grond van de overtuiging dat goed van een hogere orde is dan kwaad. Maar daar kon de wetenschap zich niet aan storen; die moest immers objectief en waardenvrij worden beoefend. Sterker nog: die aloude moraliteit werd op een gegeven moment zelfs een hinderpaal op de weg naar ontwikkeling, en moest daarom terzijde worden geschoven. Zo propageerde bijvoorbeeld Keynes het appèl op het menselijk egoïsme. Terwijl de grote wijsgeren en wereldreligies verkondigen dat je dit egoïsme in toom zult moeten houden, zei hij openlijk: 'Hebzucht en woeker moeten nog een tijdlang onze goden zijn.' Wetenschap ignoreerde dus niet alleen de moraliteit, maar ging er vaak ook nog dwars tegenin, ontwikkelde als het ware een anti-ethiek! Nu was de situatie in de VU-MAGAZINE—MEI 1988

perioden daarvoor ook verre van ideaal. Zo was de middeleeuwse ethiek natuurlijk van bovenaf opgelegd. Dreigend met de hel hield de kerk de mensen voor góéd te zijn, niet te stelen, enzovoort. Bij het merendeel van het volk kwam de moraal derhalve niet van binnenuit. Zonder zich - zoals gezegd - te bekommeren om het hogere zijnsniveau van de mens, en dus zónder mee te werken aan het ontwikkelen van een ethiek-van-binnenuit, heeft de wetenschap deze opgelegde ethiek ondergraven en afgebroken. En er kwam niets voor in de plaats.

N

u, in onze tijd wordt de rekening gepresenteerd. Er tikken minstens twee, wellicht nog meer, tijdbommen onder het voortbestaan van de schepping. Zo moet de mensheid uiteindelijk in staat worden geacht zichzelf volledig te vernietigen - dat is één - en het milieu maakt ons langzamerhand duidelijk dat het niet langer ongestraft met zich laat sollen. Juist nu is een sterk ethisch besef noodzakelijk om de crises waarvoor we staan de baas te blijven. Het gaat nu om overleven. Vóór alles zou de wetenschap zich moeten gaan buigen over de vraag hoe we onszelf kunnen bewegen tot het aanvaarden van waarden, structuren en handelingen, die afhouden van de ondergang. Tegelijkertijd echter wreekt zich, nu meer dan ooit, het feit dat de wetenschap uitsluitend fragmentarisch bezig is. Binnen de wetenschap kan men de gevolgen voor het grote geheel, van wat men op het eigen kleine deelgebiedje aan het doen is, niet meer inschatten.

I

k ben realist - ik onderken dat de huidige weg doodloopt - maar anderzijds allesbehalve een defaitist: ik geloof in de kracht van de geest en in de creativiteit van de mens om te overleven. Men moet nooit zeggen: het kan niet. Dat is een profetie die zichzelf vervult: wie dat zegt kan het ook niet. Als je daarentegen zegt: het kan wél, dan is dat net zo'n profetie, maar dan wel één die in positieve richting gaat. Voor mij is dat trouwens de quintessens van geloof: met een geloof zo klein als een mosterdzaadje kun je bergen verzetten. Dat brengt me op de rol van de christenheid hierin. Het is een teken aan de wand dat de hele ontwikkeling in wetenschap en cultuur, die ik zoeven schetste, plaatsvond juist daar waar de christenheid de toon aangeeft. Dat

In de tweede plaats gebeurde dat door de nadruk op het rituele herhalen van het sacrificiële element. Dit versterkte het gevoel dat het hier en nu allemaal niet meer zo hoefde - het was allemaal al volbracht. Het stimuleerde een steriel soort verticalisme in de geloofsbeleving. Maar de leer van Jezus, namelijk datje voor het goede moet kiezen, raakte daardoor op de achtergrond. Een rampzalige ontwikkeling die zal moeten worden tegengegaan. Ik meen wél te bespeuren dat mensen wakker worden. In de theologie bijvoorbeeld, zie je nu positieve ontwikkelingen als bevrijdingstheologie en scheppingstheologie. Daar zou ik mij aan willen vastklampen. De Duitse theoloog Niemöller heeft, vlak voor z'n dood, gezegd: 'De tijd van het christendom begint pas.'

'Wetenschap is uitgegroeid tot een pseudo-religie, niet beoefend omwille van de wijsheid, maar omwille van het voordeel.' komt mede doordat de kerk zich in de geschiedenis op twee manieren heeft aangepast aan de pseudoreligie van de wetenschap. In de eerste plaats door de 'twee rijkenleer' naar voren te schuiven, waarin een strikte scheiding is aangebracht tussen het leven van alledag, waar rationele en materiële normen gelden, en het 'geloven op zondag'. Die leer bracht gespletenheid onder de christenen, terwijl - wanneer je van de totale mens uitgaat -je die scheiding helemaal niet kunt maken.

Wat betreft de wetenschap betekent dit: nu komt het erop aan of we onze verantwoordelijkheden gaan beseffen, of we deze fatale ontwikkelingen - gevolgen van onze mechanistische, eenzijdig rationele en verbrokkelde benadering - al dan niet willen stuiten, door eindelijk de werkelijkheid weer holistisch te gaan bezien. Maar de wetenschap moet hoe dan ook ophouden zichzelf de rol van de objectieve, nietbetrokken waarnemer aan te meten; dat is een mythe, een leugen die we moeten ontmaskeren.

9 23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 213

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's