GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 216

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 216

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

teit van de onderzoeker, zal de Geschiedenis niet definitief vast komen te liggen, nooit zal er absolute zekerheid heersen over hoe het geweest is. Dit soort bevindingen stemmen Bouvard en Pécuchet tot grote treurigheid. Op een gegeven moment verzuchten ze zelfs: "Je zou bijna wensen dat er geen ontdekkingen meer worden gedaan en het Instituut zou zelfs een soort canon moeten vaststellen, waarin voorgeschreven staat wat wij moeten geloven." Al hun speurtochten ter vergroting van de zekerheid bevorderen immers alleen maar hun onzekerheid, en dat terwijl ze zo vurig gehoopt hadden het bestaan van onfeilbare religieuze, politieke of wetenschappelijke dogma's aan te tonen. De twee kantoorklerken ontpoppen zich als potentiële gelovigen op zoek naar een geloof. Alleen - zij kunnen dat geloof niet vinden. Elk

'De domheid vervaagt niet ten overstaan van de wetenschap, met de vooruitgang gaat ook zij vooruit!' systeem, denkwijze of leer wordt tegen het licht gehouden en blijkt dan volledig doorzichtig te zijn, de schijnbaar stevige fundamenten vergruizen al na het kleinste tikje; de absolute aanspraak op juistheid blijkt iedere keer verworpen te moeten worden. Bouvard en Pécuchet: domme kantoorklerken die tegelijkertijd kritische, onafhankelijke geesten blijken.

^ ,^.^j,'^.'r

I

n deze zin tonen de domme kantoorklerken zich ook weer, paradoxaal genoeg, kritische, onafhankelijke geesten. Domheid en inteUigentie zijn niet zo gemakkelijk van elkaar te scheiden als op het eerste gezicht mogelijk lijkt. Bouvard en Pécuchet zoeken naar zekerheid maar ze raken na kritisch onderzoek steevast teleurgesteld in de wetenschap. Die teleurstellingen zetten hen echter niet aan het denken, de domheid blijft zich eindeloos bij hen herhalen. Wanneer ze de waarheid niet hebben kunnen vinden in de geneeskunde, storten ze zich in de archeologie, in de geschiedenis etcetera. Pas wanneer ze zo goed als alle kennisterreinen hebben afgestroopt, erkennen ze dat de enige zekerheid die zij zich verworven hebben de onzekerheid is, en dat daar heel goed mee valt te leven. Die behoefte om zich vast te klampen aan een alles verklarend systeem lijkt typisch negentiende-eeuws; tegenwoordig lijkt het zoeken naar grote synthesen waarmee alle verzamelde kennis in een systeem is onder te brengen, niet erg meer in zwang. De moderne wereld is versplinterd in talloze vakgebieden die hun eigen specialisten kennen. De filosofie ooit de rol toegedacht van koningin der wetenschap, die het geheel zou moeten overzien en de lakens zou moeten uitdelen - is al lang van haar troon gestoten. Toch is daarmee de gedachte dat het mogelijk moet zijn om een theorie te ontwerpen waaraan de natuur gehoorzaamt, niet afgezworen. Die gedachte is zelfs de uitdrukkelijke legitimatie voor een onderzoeksterrein

waar vele miljoenen ingepompt worden en dat geen enkel praktisch nut heeft: het onderzoek naar de elementaire deeltjes in de moderne kernfysica. Het doel is de allerkleinste deeltjes van de natuur, de fundamentele bouwstenen en hun eigenschappen, te leren kennen. De negentiende-eeuwse reis in de breedte heeft plaatsgemaakt voor een twintigste-eeuwse reis in de diepte.

A

anvankelijk dacht men dat de moleculen de fundamentele bouwstenen waren, maar toen men die goed onderzocht bleek dat de moleculen zelf weer samengesteld waren uit atomen. En dat bleef zo doorgaan, er werden steeds nóg kleinere, nóg elementairdere deeltjes aangetroflfen. Omgekeerd evenredig aan de verkleining van het onderzoeksobject vergrootte zich de onderzoeksapparatuur. Tegenwoordig kunnen de elementaire deeltjes alleen nog maar bestudeerd worden door ze met elkaar te laten botsen. Daar is evenwel heel veel energie voor nodig en daartoe is in Geneve een gigantische, ringvormige deeltjesversneller gebouwd met een lengte van maar liefst zes kilometer. Ondanks de kolossale omvang en de uiterste precisie van de onderzoeksapparatuur lijkt de allesoverkoepelende theorie echter verder weg dan ooit. De natuur blijkt zeer bekwaam te zijn in het verzinnen van listen die de onderzoeker misleiden. Onze kennis neemt weliswaar toe, maar wat nu de fundamentele bouwstenen zijn blijft onduidelijk. De nieuw ontdekte deeltjes blijken in sommige gevallen geen enkele lading en massa te bezitten. Het is zelfs de vraag of die deeltjes wel 'echt' bestaan, ze zijn in ieder geval met geen mogelijkheid waarneembaar, men kan alleen enige sporen waarnemen die ze hebben achtergelaten. De speurtocht naar het hart van de materie, bedoeld om een absolute zekerheid te verkrijgen, blijkt ook hier vooral de onzekerheid te vergroten. De natuur weet zich telkens weer onder de theoretische houdgreep van de onderzoeker uit te draaien. Wanneer Bouvard en Pécuchet in deze eeuw geleefd zouden hebben, hadden ze na een korte stoomcursus in de moderne fysica ongetwijfeld de handen radeloos ten hemel geheven

VU-MAGAZiNE—MEI 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 216

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's