VU Magazine 1988 - pagina 201
Het eerste traject van zijn weg naar de brug tussen natuurwetenschap en rehgie. Zo voorzichtig omschrijft theoretisch fysicus, dr. Herbert van Erkelens, zijn recent verschenen boek, 'Einstein, Jung en de relativiteit van God'. Een gesprek over het Zelf, de I Tjing, en het verraad aan het natuurwetenschappelijk wereldbeeld. EMMY VAN OVEREEM
Op speurtocht naar de oergrond Het is niet meer vanzelfsprelcend dat een westerling bij het zien van een prachtige sterrenhemel of een magnifiek landschap spontaan uitroept dat God dit toch allemaal zo mooi geschapen heeft. Ook achter de electronenmicroscoop worden de ontdekte structuren en schoonheid van het uiterst kleine meestal niet meer aan de ordenende hand van een godheid toegedicht. De natuurkunde gebruikt God veel meer als metafoor voor wat ze nog niet heeft kunnen ontraadselen. In principe moet God als factor worden weggewerkt. In reactie op deze eeuwenlange pogingen om religieuze aspecten aan het ontstaan van de kosmos en wat daarvoor ligt te ontkennen, zien we nu een aarzelende terugkeer van God in zijn schepping. Voornamelijk jonge, en soms wat drieste, natuurwetenschappers - door verrassende innerlijke ervaringen overspoeld - komen met theorieën over het ontstaan en voortbestaan van mens en kosmos, die in hun poging tot alomvattendheid ontroerend en hoopgevend zijn. Maar, zoals Carl Gustav Jung, de grote dieptepsycholoog, zei, is zelfs de knapste wetenschapper immers niet meer dan een mier in het British Museum. Een volgeling van hem merkte onlangs op over de enthousiaste vakbroeders die met haastige steken mystiek en natuurwetenschap aan elkaar willen verbinden: "God is zoiets ingewikkelds, dat Hij meer dan vijf miljard mensen nodig heeft om zich van Zichzelf bewust te worden. We zien
VU-MAGAZINE—MEI 1
allemaal maar een flintertje van Hem." De titel van het pas verschenen boek van dr. Herbert van Erkelens - 'Einstein, Jung en de relativiteit van God' (Kok Agora, Kampen) - is een degelijke smaakmaker uit de richting van de zoeven aangeduide bruggenbouwers tussen de twee nog gescheiden werelden van fysica en religie. Van Erkelens, 35, is gretig op zoek naar een godsbeeld, dat de wetenschappelijke speurtocht naar en ontmoeting met de oergrond evenzeer bevredigt als zijn persoonlijke diepste verlangen naar de onkenbare god die zich in zijn eigen onbewuste verbergt en van wie hij weet dat deze geen statische grootheid is maar aan verandering onderhevig. "Onze godsbeelden", zegt Van Erkelens, "en onze godsbeleving zijn relatief en ontwikkelen zich in gelijke pas met onze levenservaringen."
H
erbert van Erkelens, is theoretisch fysicus en als wetenschappelijk medewerker aan het Centrum Algemene Vorming van de Vrije Universiteit te Amsterdam belast met onderzoek naar de religieuze, cognitieve en ethische aspecten van de moderne fysica; populair gezegd onderzoekt hij de relatie tussen natuurwetenschap en religie. Daarnaast heeft hij een organiserende en coördinerende functie bij het Bezinningscentrum van de VU inzake het conciliaire proces voor vrede, gerechtigheid en 11
Voorstelling van God die de sterren en het firmament schept.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988
VU-Magazine | 496 Pagina's