GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 144

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 144

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een derde stralingssoort, die bijdraagt tot de natuurlijke bestraling van de mens, is de mesonenstraling. Dit is net als bètastraling een stroom van deeltjes, doch nu niet van elektronen, maar van mesonen. Dat zijn deeltjes met een extreem hoge energie, die in de hogere luchtlagen ontstaan, waar luchtmoleculen stuk geslagen worden door het geweld, waarmee de kosmische straling vanuit het heelal de aardatmosfeer treft. Ook de mesonen ioniseren, evenals de bètastraling, de materie die zij passeren, doch zij beschikken over een zo grote energie, dat een mesonenbaan na het passeren van een menselijk lichaam als regel nog genoeg energie over heeft om meters diep de bodem in te dringen. Men noemt deze mesonenstra-

Een deel van de chemische elementen, waaruit het menselijk lichaam is opgebouwd, is radioactief. ling tezamen met de elektronen- en gammastraling die erdoor in de atmosfeer wordt vrijgemaakt, de secundaire kosmische straling. Bij het doorkruisen van de atmosfeer wordt de secundaire kosmische straling geleidelijk armer aan mesonen, omdat een deel ervan door het ioniseren van de lucht zijn energie kwijtraakt. De intensiteit van de secundaire kosmische straling neemt dan ook toe met de hoogte, waardoor de natuurlijke stralingsbelasting van personen, die veel in het hooggebergte of in vliegtuigen verkeren, aanmerkelijk hoger kan zijn dan van de gemiddelde aardbewoner.

groot is als die van een elektron en tengevolge daarvan zijn ze bij gelijke energie veel en veel langzamer dan elektronen. Als we de botsingen van snelle elektronen in de materie vergelijken met die van de botsautotjes op een kermis, dan moeten we de alfadeeltjes zien als stoomwalsen, die in de materie een dik en recht spoor van ionisaties trekken. Hun doordringend vermogen is daardoor heel klein. Ze komen niet eens door de menselijke huid heen. Schade kunnen ze dus alleen aanrichten, als de stof (bijvoorbeeld radium) waardoor zij worden uitgezonden, zich in het lichaam bevindt. Er is een groot verschil in biologische werking tussen ijl ioniserende straling zoals elektronen of mesonen, en dicht ioniserende straling zoals alfastraling. Als we een weefsel gelijkmatig bestralen met elektronenstraling, dan worden er door het hele volume heen tamelijk gelijkmatig ionisaties teweeg gebracht. De meeste ionisaties hebben geen definitieve schade tot gevolg, omdat menselijke cellen een enorm groot vermogen tot herstel bezitten. De schade, die veroorzaakt wordt door enkelvoudige ionisaties, blijkt vrijwel geheel door biologische herstelprocessen te worden opgeruimd. Alleen een groepje van meerdere ionisaties dicht bij elkaar in een chromosoom, lijkt in staat te zijn een cel definitief uit te schakelen. De kans dat zulks gebeurt met alfastraling is dan ook veel groter, want daar maken alle ionisaties deel uit van een dicht spoor van geïoniseerde moleculen. Dat is de reden dat bij gelijke energie-afgifte aan weefsel het biolo-

D

e vierde stralingssoort, die genoemd moet worden bij een bespreking van de natuurlijke straling, is de alfastraling. Ook deze straling bestaat uit snelle deeltjes. Het zijn helium-ionen, dat wil zeggen atomen van het gas helium, die door hun grote snelheid niet in staat zijn de twee elektronen op te nemen, die eigenlijk in ieder helium-atoom thuis horen. Net als elektronen zijn alfa-deeltjes dus geladen en daardoor in staat de materie te ioniseren. Zij hebben echter een massa, die bijna 8.000 maal zo 10

gisch effect van alfastraUng veel groter is dan dat van gammastrahng. Voor het verlies van de voortplantingscapaciteit van cellen is bewezen, dat het effect van alfastraling wel twintig maal zo groot kan zijn als dat van gammastraling. Men neemt, zonder dat daar voldoende bewijsmateriaal voor bestaat, meest-

al maar aan, dat dezelfde gevaarlijkheidsfactor van alfastraling ook geldig is voor de kans, dat een cel door straling wordt getransformeerd in een kankercel. Men zou zich ook voor kunnen stellen, dat door het microscopische geweld, waarmee alfastraling menselijke cellen doorkruist, de getroffen cellen in de meeste gevallen zo definitief uitgeschakeld worden, dat zij zich zeker niet tot een kankercel zullen kunnen ontwikkelen.

H

iermee zijn we terecht gekomen op de reeds in de inleiding aangestipte hypothese, dat de stralingsbelasting vanuit de natuur, hoe gering ook, toch verantwoordelijk zou kunnen zijn voor een kleine fractie van de kankergevallen

die zich ieder jaar voordoen. De kans, dat de natuurlijke straling kanker veroorzaakt, is zo klein, en de schommelingen in de kankerfrequentie zijn zo groot, dat de hypothese niet rechtstreeks door empirisch onderzoek bewezen kan worden. Hij berust dan ook voornamelijk op theoretische overwegingen. Bij de meeste soorten kanker lijkt het er op, dat het kwaadaardige gezwel lang van te voren ontstaan is door de ontsporing van één enkele cel. Die ontsporing leidt waarschijnlijk niet rechtstreeks tot een gezwel. Daarvoor zijn nog meer biologische processen nodig en bovendien kan de afweer van het lichaam ingrijpen en de ontspoorde cel vernietigen. Slechts een zeer kleine fractie van de ontspoorde cellen komt dan ook tot expressie als een kwaadaardig gezwel, maar dat neemt niet weg dat het begin ergens bij één enkele cel ligt en niet bijvoorbeeld bij een onderlinge wisselwerking tussen een aantal verschillende cellen. Als dat waar is, neemt de kans op kanker toe met de mate van bestraling, omdat er bij een hogere stralingsdosis meer cellen op een kritiek onderdeel van hun chromosoom getroffen worden en niet omdat de schade per

VU-MAGAZINE—APRIL 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 144

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's