GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 338

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 338

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nederlandse les aan buitenlanders in de Pijp in Amsterdam Foto Bram de Hollander

lisatie is, zeg ik nee, want wij hebben de Nederlandse populatie onderzocht." Zijn cohega Eisinga voegt daar toch een nuance aan toe: "Je moet onderscheid maken tussen gelovigheid en kerkelijkheid van mensen. Er zijn mensen die heel actief zijn en mensen die nauwelijks betrokken zijn bij de kerk. Het blijkt dat die actieve kerkleden relatief tolerant zijn. Het zijn met name de naam-christenen, degenen die zich wel kerkelijk noemen maar er niet zoveel aan doen, die in sterke mate etnocentrisch zijn. Wel moet er aan toegevoegd worden dat ook die actieve kerkleden toch nog etnocentrischer zijn dan mensen die zich geen christen noemen." Het christendom is niet de enige bepalende factor van het etnocentrisme. Ook factoren als autoritarisme, lage opleiding en lokalisme spelen een boosaardige rol. Terloops merken de auteurs verder op, zich baserend op ander onderzoek, dat het etnocentrisme in de periode van 1966

tot 1983 is toegenomen. En daar wringt nu iets.

H

et getuigt niet van een al te grote geschiedkundige roekeloosheid om te beweren dat ergens in de jaren zestig, laten we zeggen zo rond 1966, een aantal

zaken veranderden: dat mensen minder autoriteitsgevoelig werden, het aantal mensen met een hogere opleiding toenam, het aantal christenen kelderde en de Nederlandse samenleving toch ietsje kosmopohtischer werd dan voorheen. Vrijwel alle factoren waarvan Eisinga en

De autoritaire persoonlijkheid Met hun studie Etnocentrisme in Nederland hebben Rob Eisinga en Peer Scheepers geen pionierswerk verricht. Die eer is voorbehouden aan de auteurs van het in 1950 verschenen The authoritarian personality, een boek dat nu alom beschouwd wordt als een klassieker. Geen wetenschapper die vooroordelen, antismetisme en dergelijke wil bestuderen kan dit boek onaangeroerd laten. Ook Eisinga en Scheepers plukken er de sociaalwetenschappelijke vruchten van. Het boek is voor een deel voortgebracht door leden van de Frankfurter Schule, gedurende hun door het nationaal-socialisme gedwongen verblijf in Amerika. Gefinancierd werd het onderzoek door de joodse gemeenschap aldaar. Het doel van het onderzoek was om er achter te komen in hoeverre er ook in de Verenigde Staten een bepaald potentieel aanwezig was van mensen met een persoonlijkheidsstructuur die hen gevoelig zou kunnen maken voor fascistische politieke bewegingen. The authoritarian personality bestaat uit een wonderlijk amalgaam van uiteenlopende onderzoeksmethoden en benaderingen, een vreemde combinatie van Europese kritische filosofie en Amerikaanse empiricistische methodologie. Beroemd is de constructie van de zogenaamde F-schaal waarmee de fascistische tendenzen van afzonderlijke individuen gemeten kunnen worden. Maar wie geen cijfertjestechneut is, kan zich ook vermeien in de kwalitatieve aspecten van het onderzoek. Zo bevat het boek een vergelijking van de wereldbeelden van een sterk etnocentrisch persoon en van zijn tegenpool en defilosoofAdorno maakt uivoerige analyses aan de hand van interviewfragmenten. Er wordt voor 'elck wat wils'

28

geboden en dat is misschien niet de geringste oorzaak van het succes van het boek. Het onderzoek van Scheepers en Eisinga ontbeert die kwalitatieve vorm van onderzoek. Geen diepte-interviews zoals in The authoritarian personality, maar strak geformuleerde vragenlijsten waarvan de antwoorden zich gemakkelijk laten kwantificeren. De auteurs erkennen dat door deze methode hun onderzoek wellicht enige diepgang mist: een nieuwe visie op het verschijnsel etnocentrisme ontbreekt. Maar, zo stellen zij, wat daar tegenover staat, is een grotere generaliseerbaarheid. Men heeft een steekproef van 3000 mensen genomen en op grond daarvan kunnen uitspraken gedaan worden over de hele Nederlandse populatie. Het analyseren van 3000 diepte-interviews zou een gebed zonder einde zijn geworden. Opvallend is dat Eisinga en Scheepers in marxistisch opzicht de leden van de Frankfurter Schule in zeker opzicht links passeren. In de jaren dertig waren de Frankfurters nog vrij klassiek marxistisch georiënteerd, maar al snel kwam men er achter dat de aantrekkingskracht van het fascisme niet op louter economische gronden te verklaren was. Men ging onder andere te rade bij de psychoanalyse, en met name Erich Fromm was op dat gebied actief. Eisinga en Peeters stellen daarentegen dat 'het Zijn' wel degelijk voor een belangrijk deel 'het Bewustzijn' determineert. Scheepers, haast verontschuldigend: "Wij constateren dat droog, daar kunnen wij verder niets aan doen. Het marxisme mag dan wel uit de mode zijn, het blijkt toch een vruchtbaar theoretisch model te zijn. Wetenschappers die factoren als sociale klasse of opleiding niet meenemen in hun onderzoek, die missen iets."D

VU-MAGAZlNE—SEPTEMBER 1989

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 338

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's