GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 216

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 216

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Samenstelling: Gert J. Peelen

Schoon

Foto ANP

Geheel in de lijn van de klompen- en kaassymboliek heeft Nederland in de ogen van de rest van de wereld een smetteloze reputatie: wij heten een schrobberig volkje dat elke vrijdag de stoep doet. Het waarheidsgehalte van dit onuitroeibaar vooroordeel lijkt gering. Waar vindt men - om maar eens iets te noemen - meer hondepoep op straat dan ten onzent. Feit is dat er op de reinheid van Nederlandse kantoren en publieke gebouwen in het algemeen weinig valt aan te merken. Dat is dan te danken aan de schoonmaakbranche; een betrekkelijk jonge tak van dienstverlening.

Dagelijks trekken grote groepen schoonmakers de gebouwen in om, geruisloos en onopvallend, de sporen van onze aanwezigheid te wissen. Onbekend maakt onbemind. Klachten hoort men zelden uit de mond van deze, meesttijds allochtone, werknemers. En daarom heeft haast niemand zich ooit druk gemaakt over hun arbeidsomstandigheden. Toch wel de Chemiewinkel van de Universiteit van Amsterdam, die risico's en werkdruk in de schoonmaaksector onlangs onder de loep heeft genomen. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een brochure, bestemd voor de direct betrokkenen. "Een pittig verhaal" voor "chemische leken" (sic), waarin kritische noten worden gekraakt over de problematische werkdruk en de gezondheidseffecten van een voortdurende blootstelling aan de talloze, bepaald niet onschuldige, professionele schoonmaakmiddelen. Eindelijk gerechtigheid. Want de frisse faam die Nederland dan kennelijk geniet, vindt nog uitsluitend grond in het werk dat hoofdzakelijk door buitenlandse arbeidskrachten wordt verricht.

Erfelijk Onvrijwillig werkloos zijn is - ondanks alle borrelpraat daaromtrent meestal een ramp voor wie dit lot treft. Zo iemand heeft geen behoefte aan medelijden, maar aan een betaalde baan. En eventuele gezinsleden zullen met die stelHng van harte instemmen. Hoezeer dat laatste gerechtvaardigd is, mag blijken uit een recent onderzoek van twee Til38

lUustratie Rijksuniversiteit Utrecht

burgse sociologen. Drs. H. te Grotenhuis en dr. J. Dronkers onderzochten de effecten die werkloosheid en arbeidsongeschiktheid van ouders op hun kinderen hebben; 'tweede generatie-effect', heet zoiets in omineus sociologenjargon. De resultaten, onlangs gepubhceerd in het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, liegen er in ieder geval niet om. Kinderen van werklozen boeken slechtere resultaten op school, krijgen aan het eind van de basisschool van hun onderwijzer een 'lager advies' mee naar huis, bezoeken vervolgens lagere vormen van voortgezet onderwijs en zullen minder vaak geneigd zijn door te leren. Gevolg van een en ander is, dat deze kinderen ook in hun latere loopbaan de dupe zijn: hun kans op een betaalde baan is geringer. Zo neemt, menen de onderzoekers, niet alleen de al bestaande ongelijkheid van onderwijskansen toe, maar wordt bovendien de kans op werkloosheid doorgegeven van de ene generatie aan de andere. Een vicieuze cirkel dus, die aantoont dat hier méér dan een strikt individueel probleem aan de orde is. Werkloosheid is, naar wij nu volgens Tilburg mogen stellen, niets minder dan een erfelijke aandoening.

Plas In de hoogtijdagen van de anti-autoritaire opvoeding

had men er niet mee aan moeten komen, maar nu mag het kennelijk weer: het berispen c.q. belonen van kinderen, teneinde onwelgevallig gedrag de kop in te drukken. Dit ooit omstreden opvoedkundig uitgangspunt koos psycholoog A. van Londen bij de ontwikkeling van zijn therapie tegen bedplassen. Geen probleem om lichtzinnig over te doen: naar schatting 100.000 kinderen in de leeftijd van zes tot twaalf, lijden onder het fenomeen dat officieel te boek staat als 'enuresis nocturna'. Deze romantische klinkende benaming verhult het leed dat bedplassen het gezinsleven berokkent: bedwaterende kinderen worden als buitenbeentjes beschouwd, krijgen buitensporig veel aandacht, terwijl de geheimzinnigheid waarmee deze gebrekkige blaasbeheersing wordt omgeven, de zaak alleen maar verergert. Van Londen's therapie is even simpel als doelmatig. Men installere een wekapparaat dat in werking treedt zodra het kind in bed plast. Wanneer het kind vervolgens uit bed komt om de resterende plas aan po of toilet toe te vertrouwen, volgt een beloning; zoniet dan wacht het een reprimande. Een extra beloning valt kinderen ten deel, die het wekapparaat een gehele nacht buiten werking hebben weten te houden. Van Londen kan, blijkens de resultaten van zijn promoVU-MAGAZINE—MEI 1989

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 216

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's