GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 120

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 120

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

teloze en absurde vaardigheid" en zijn dichters "taaikramers ofte wel leugenaars", die "geen manieren en verfijning kennen", terwijl hun verzen vals zijn, "duister, schunnig en doordrenkt van dwaze en onnozele verhalen over heidense goden". "Dichters verleiden de geest, ze zijn de souffleurs van de misdaad en apen defilosofenna." Boccaccio betoont zich in zijn tegenaanval op echte en pseudo-filosofen, een straatvechter eerste klas. In het terugschelden - "Monsters! Domkoppen! Blaflfers!" - blijkt hij echter sterker dan in het aandragen van steekhoudende argumenten, aldus Ten Berge, die Boccaccio's visie op de verhouding wetenschap/poëzie

De hedendaagse Nederlandstalige poëzie behoeft verdediging noch krans; zélfs geen rouwkrans. niettemin handzaam samenvat: "De Üteratuur bewandelt andere wegen dan de wetenschap die wijsbegeerte heet. Beide zijn ze uit op waarheid: maar waar de eerste een beeld van de waarheid oproept, poogt de ander greep te krijgen op de waarheid als zodanig. Dat de wijsbegeerte (of de wetenschap) daarbij dikwijls naar de strohalm van een metafoor tast, kan de literatuur niet helpen."

N

iets aan de hand, zou men denken. En waarom van de nood geen deugd gemaakt? Want beide bezigheden - het beoefenen van wetenschap en het bedrijven van poëzie - vullen elkaar volgens deze omschrijving aardig aan. Ze zijn bovendien voortreffelijk te combineren, vaak in één persoon zoals, behalve Dick Hillenius, bijvoorbeeld ook de dichter, tevens hoogleraar psychiatrie, Rutger Kopland en de praktizerend neerlandicus en dichter Ad Zuiderent bewijzen. Wat nodig lijkt voor een integratie van beide hoedanigheden op individueel niveau, zijn, aldus nogmaals Hillenius, slechts "gebrekkig functionerende tussenschotten in de hersens" en een zekere mate van slordigheid die de kans op toevallige vondsten ver-

30

groot. Is aan deze criteria voldaan, dan kunnen tussen de twee deelgebieden vonken van creativiteit overspringen die wetenschap én poëzie ten goede komen. Het is niet de enige reden waarom Ten Berge's 'Verdediging van de poëzie' vooral een schijngevecht lijkt. Afgezien van de vermakelijke historische schets over de eeuwenlange verdrukking van de dichtkunst, lijkt deze namelijk nauwelijks hout te snijden; het blijft een ongericht en (letterlijk) onaf pleidooi. Poëzie wekt tegenwoordig in dit land haat noch weerzin op; het zal de goegemeente werkelijk worst wezen wat de armlastige dichter op zijn lekkend zolderkamertje aan het maagdelijk papier toevertrouwt. En niemand staat nog een poëet naar het leven, althans niet omwille van diens werk. (Dat dit in bijvoorbeeld dictatoriaal bestuurde landen anders ligt, is een verhaal apart, dat in dit essay van Ten Berge's overigens niet ter sprake komt.) Enig masochisme kan men Ten Berge in dit opzicht niet ontzeggen. Hij wekt de indruk terug te verlangen naar tijden en plaatsen waarin de dichter daadwerkelijk onderdrukt werd. In zijn betoog valt een zekere nostalgie te bespeuren naar de verwensingen en verdachtmakingen die een immoreel, decadent of ondermijnend geachte, en in dat opzicht dus maatschappelijk en cultureel 'effectieve', dichtkunst in het verleden moet hebben losgemaakt. Vervolging van dichters betekent immers dat poëzie serieus wordt genomen, dat risico en draagwijdte ervan tenminste erkend zijn. In het laatste geval heeft enig verweer van de zijde der dichters zin. Maar de hedendaagse Nederlandstalige poëzie behoeft verdediging noch krans; zélfs geen rouwkrans. En zolang ze bestaat heeft ze kennelijk een functie, zou de fervente evolutionist Hillenius hebben opgemerkt, ook al is het voor nog zo'n kleine, uitgelezen minderheid. Bij die simpele stelling had Ten Berge het dus eigenlijk kunnen laten. Dat zou dan alleen een wel wat érg mager boekje hebben opgeleverd. D

H.C. ten Berge: De verdediging van de poëzie; Uitgeverij Martinus Nijhoff i.s.m. de Vereniging voor Onderwijs, Kunst en Wetenscliap, f23,50.

(ingezonden

mededeling)

DRINGENDE OPROEP

Beyers Naudé vraagt uw steun voor het Bevrijdingsfonds

Ds. Beyers Naudé over het Bevrijdingsfonds "Wie echt bezorgd is over de toekomst van Zuid-Afrika zal ook bereid zijn om aktieve steun te geven aan instanties zoals het Bevrijdingsfonds van het KZA, dat zich sterk inzet voor de strijd voor gerechtigheid en vrede in ons land. Daarom mijn dringende oproep: Geef uw steun aan het KZA voor het grote aantal projekten dat door hen ondersteund wordt." Het Bevrijdingsfonds is opgericht door het Komitee Zuidelijk Afrika en geeft steun aan de bevrijdingsbewegingen van ZuidAfrika (ANC) en Namibië (SWAPO). Daarnaast worden projekten gefinancierd van de vakbonden, van het United Democratie Front (UDF), van vrouwen- en jongerenorganisaties en van oppositionele media.

^ BEVRIJDINGSFONDS Komitee Zuidelijk Afrika Oudezijds Achterburgwal 173 1012 DJ Amsterdam tel. 020 - 27 08 0 1

GIRO 2 6 6 5 5 VU-MAGAZtNE—MAART 1989

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 120

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's