GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1993 - pagina 122

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1993 - pagina 122

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

was toen Emile Zola, samen met een handvol verlichte medestanders, het opnam voor Alfred Dreyfus, de Franse militair van Joodse afkomst, die eind vorige eeuw ten onrechte wegens hoogverraad werd veroordeeld. Wat de gewaarmerkte patriot toen Zola en de zijnen verweet, was het feit dat zij, vermaledijde intellectuelen, voorrang gaven aan het verstand ('het intellect' immers, ofwel: 'de rede') boven gevoelens en emoties (zoals daar is: de niets ontziende liefde voor La Patrie, het eigen vaderland, bijvoorbeeld). O m dat verstand, die rede en het daarop geënte vooruitgangsgeloof was het Zola in deze kwestie primair te doen, veel meer in elk geval dan om gefrustreerde gevoelens van rechtvaardigheid en mededogen jegens Dreyfus van wie beweerd werd dat hij, en waarschijnlijk als enige, de politieke reikwijdte van de zaak niet eens besefte. Wat de intellectueel Zola bestreed was niet zozeer een bende bloeddorstige antisemieten, maar de domheid van een volk dat zich nog door het obscurantisme van nationalistische en klerikale hogepriesters liet leiden, in plaats van door de ongekende krachten van een eenmaal ontketend verstand. Zola's strijd bleef niet zonder succes overigens, want de affaire liep uiteindelijk uit op een rigoureuze scheiding van kerk en staat in Frankrijk, en betekende het einde van de voordien ongecontroleerde macht der militairen in de Franse poHtiek.

32 VU MAGAZINE M A A R T 1993

Deze Franse intellectuelen konden, een eeuw geleden, nog ongestoord een beroep doen op rationeel-wetenschappelijke inzichten en empirisch vastgestelde feitelijkheden, als onontvreemdbare erflatingen van de Verlichting. Maar die legitimatie lijkt voor de hedendaagse intellectueel veel minder vanzelfsprekend. Als er al een oorzaak is voor het naderend einde van wat 'de traditionele inteUectueel' genoemd wordt, dan is dat in de allereerste plaats het o n o m stotelijke feit dat met goed fatsoen geen beroep meer te doen is op, laat staan te spreken valt uit naam van, de objectieve rede of, in het verlengde daarvan, het lokkend perspectiefvan de Vooruitgang die w e tenschap & techniek de mensheid bereiden. Daar heeft diezelfde mensheid, inmiddels grotendeels ontnuchterd, zo langzamerhand haar bekomst wel van.

Bovendien: het verstandelijk argument (het hoeft niet eens rationeel te zijn, zolang het maar redelijk klinkt) als motivering voor bepaalde houdingen en gedragingen van mensen is inmiddels een zo algemeen toegepast middel geworden, dat een intellectueel anno nu daarop geen exclusief recht meer kan doen gelden. (Een regelrecht uitvloeisel is die verdwenen exclusiviteit overigens, van dezelfde democratie die door Zola en de zijnen werd bevochten en v/aarin aan in principe elke mening, of deze nu werkelijk dan wel slechts in schijn in de ratio wortelt, exact dezelfde waarde wordt gehecht. Maar dit terzijde.) De klassieke inteUectueel (de intellectueel dus, die op dit door betonrot aangevreten fundament nog een kathedraal zou wiUen bouwen) lijkt, naar het zich nu laat aanzien, ten dode opgeschreven. Daarover lijken de meeste deelnemers aan het intellectuelendebat (dat is: de inteelterige discussie van, voor en over louter intellectuelen, hun rol, hun taak, hun onvermogen) het wel eens. Zo ook het zevental intellectuelen dat onlangs in boekvorm een discussie aanging over 'De rol van de inteUectueel', (verschenen bij uitgeverij Van Gennep, en in de winkel te koop voor f 29,50.) En de vraag waarop zij vervolgens een antwoord zochten is, of weUicht nog een anderssoortige inteUectueel denkbaar is, die m o dern, onverdacht, betrouv/baar en met beide benen op de grond, de samenleving nog wèl een dienst kan en wil bewijzen?

z'n enig kind te offeren als de almachtige godheid van de Rede dat van hem zou vergen. Maar tezelfdertijd - en dat is dan het tweede element - kan de inteUectueel het onmogelijk zonder betrokkenheid steUen. Want waarom zou hij, gedistantieerd of niet, zich überhaupt druk maken over welk onderwerp - de schoonheid van de Vooruitgang, de voortreffelijkheid van de wetenschap, dan wel de domheid van de antisemiet - dan ook? Al die inteUectuele moeite voor niets, dat heet: verspild aan een zaak waarbij hij zelf geen enkele belang mag hebben. In het traditionele concept van de inteUectueel sluit de objectiverende distantie elke betrokkenheid bij het onderwerp uit. En ook het omgekeerde geldt: gevoelsmatige betrokkenheid (liefde of haat; dat maakt in wezen geen verschil) is fnuikend voor objectiviteit en belangeloze onpartijdigheid. De absurditeit van de titanische tweestrijd tussen het intellect en de emotie als elkaar uitsluitende grootheden, wordt nu pas echt duidelijk. AUeen door zich een air van onverschiUigheid aan te meten, door schouderophalend en vrijblijvend commentaar te leveren op iets wat hem eigenlijk niet aangaat ('Het kan mij natuurUjk niet schelen wat jullie uitvreten, maar als je mij nou zou vragen wat raadzaam is in juUie situatie, dan zou ik zeggen...'; dat werk) - weet de inteUectueel, onderwijl de verveling verdrijvend, nog een uitweg uit de impasse te vinden.

Über-ich Titanische tweestrijd Distantie en betrokkenheid - zeg maar: verstand en gevoel - dat zijn (terecht mijns inziens) de twee uitersten waartussen de discussianten de inteUectueel anno nu verscheurd zien worden. Het eerste - de veilige afstand tot het onderwerp van zijn inteUectuele bemoeienis - heeft de inteUectueel van oudsher nodig om daarover onpartijdig, onbevooroordeeld, volstrekt belangeloos en zo objectief mogelijk een oordeel te vellen; van een afstand, zo wil deze metafoor bovendien graag, is het geheel nu eenmaal beter te overzien. De kiUe ratio, als enige maatstaf, leidt echter onvermijdelijk tot het verwijt van gevoelloosheid; een inteUectueel zou, net als Abraham destijds, nog in staat zijn

Z o erg hoeft het niet te zijn, vinden de debaters die zich in voornoemd boek over de rol van de inteUectueel, liefdevol buigen over de gespletenheid van dit merkwaardig fenomeen. Onder hen Lolle Nauta, de Groningse hoogleraar in de filosofie, die al bij een eerdere gelegenheid de inteUectueel - met name de Nederlandse variant van dit specifieke menstype, met diens aan agorafobie grenzende maatschappeHjke afzijdigheid - op de korrel nam. In de inleiding tot de discussie schrijft Nauta dat de klad is gekomen in de tegensteUing tussen distantie en betrokkenheid. In die tweedeling stonden ooit wetenschap en ideologie als onverenigbare grootheden lijnrecht tegenover elkaar. Tegehjkertijd vormden beide echter een le-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1993 - pagina 122

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

VU-Magazine | 484 Pagina's