GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 243

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 243

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOORUITGANG held m motorvoertuigen geen limiet te kennen om ieder die dat wenste en daartoe voldoende middelen bezat, in de gelegenheid te stellen zich geheel conform de eigen smaak en klasse gemotoriseerd voort te bewegen. Na de Tweede Wereldoorlog werd echter een democratisering van het autogebruik in gang gezet, die juist een koers in de richting van massaprodukt en standaardmodel tot gevolg had. En vanaf het moment dat uit aërodynamische en milieutechnische overwegingen de windtunnel de doorslag ging geven bij het testen van prototypes, lijken alle auto's qua basisconcept op elkaar. Wie al die eenvormigheid nu nog wil doorbreken, zal het in de extra's moeten zoeken - de sierstrepen, de spoilers voor en achter, de sportvelgen - of gewoon in de ongefundeerde zelfgenoegzaamheid van een simpele merknaam, zoals de Alfa-adept van zoeven nog eens onderstreepte. De ontwikkeling van de stoommachine en die van de benzinemotor zijn - anders dan men vaak geneigd is te denken - nagenoeg gelijkertijd van start gegaan. Slechts vier jaar nadat Jame^ Wattin 1885 zijn belangrijke vinding operationeel had gemaakt, werd er al volop geëxperimenteerd met benzinemotoren. En nog eens vijfjaar later reed de eerste auto, voorzien van een benzinemotor, parmantig de poort uit bij Peugeot; een Franse firma die daarmee het predikaat 'oudste automobielfabrikant ter wereld' toekomt. Deze Peugeot 'Double Phseton' draagt de naam motorrijtuig met ere: een koets zonder paard, niet op de bok een gaspedaal en een handrem, en een horizontaal geplaatste vliegtuigknuppel in plaats van leidsels. Een zitje achterop completeert dit rijtuig met hulpmotor (maximumsnelheid: 24 km per uur), dat theatraal aangelicht te pronk staat in de tweede vitrine van de duistere doolhof waar de prehistorie van de auto is ondergebracht. Wie zich overigens afvraagt waarom stoom als voortstuwende kracht het in het wegverkeer eigenlijk nooit gemaakt heeft, krijgt zonder veel omhaal van woorden even verderop antwoord. Daar staat, in weer zo'n fraaie etalage, een brandweerrode stoomauto; tweederde deel van de

beschikbare ruimte van dit vervoermiddel wordt in beslag genomen door een loodzware en bijster onhandige stoommachine. Al snel moeten ook onze voorouders tot het inzicht zijn gekomen dat, anders dan op de rails of op het water, stoom voor de vooruitgang van het autoverkeer nooit de aangewezen weg zou kunnen zijn. Een uitstapje, deze stoomauto, net als de antieke prototypes van elektrische auto's, elders in dit museum, al is het milieuvriendelijke principe van de laatste categorie in de moderne auto-industrie plotseling weer hoogst actueel. Na de eerste Benz 'Due Victoria' uit 1899 en de eerste Panhard uit datzelfde jaar begint de koets zonder paard op een heuse auto te lijken: het stuur is inmiddels rond en onder een hoek van zestig graden geplaatst, de motor zit voorin, de passagiers zijn ondergebracht in een gesloten compartiment en de chauffeur heeft door middel van een voorruit b e scherming gekregen tegen weer en wind. De sierlijke, zeegroene Gregoire 'coupé' uit 1910, met z'n elegant gestoffeerde interieurtje, bewijst dat de auto zestien jaar na verschijnen m feite al volwassen is. Maar hoewel het basisconcept van het fenomeen auto vanaf dat moment min of meer vastligt, gaat de ont^vikkeling van verfijnen en verbeteren daarna snel, zéér snel zelfs, zowel letterlijk als figuurlijk. Het resultaat is een generatie automobielen die, robuust en zwaar, het straatbeeld tussen de jaren dertig en vijftig is gaan domineren. Het museum beschikt over tientallen, vaak heel bijzondere exemplaren uit die categorie. Zoals de glanzend zwarte Humber 'PuUmann' die ooit eigendom was van Winston Churchill, of de indrukwekkende, in zwart en wortelnotenhout uitgevoerde Chrysler 'Town & Country' waarin een filmster als Tyrone Power bij voorkeur rondtoerde. Tegelijkertijd begint zich nog een andere ontwikkeling af te tekenen: die van de snelle gestroomlijnde sportwagen. Deze nieuwe trend wordt aanvankelijk gevoed door het feit dat de autoracerij gelegenheid biedt om nieuwe technieken onder extreme omstandigheden uit te testen. Maar al snel is deze vorm van sport zo populair bij het grote pu-

bliek, dat de auto-industrie er flink wat gratis publiciteit aan ontleent. O m ook die sportieve ontwikkeling te illustreren, beschikt het Nationaal Automobielmuseum niet alleen over een afdeling vooroorlogse raceauto's, maar ook over een ruim assortiment sportwagens. En die laatste lijn laat zien hoe de auto steeds minder transportmiddel en steeds meer een statussymbool werd. De uitspraak van Bill Mitchell, waarom het aan het begin van dit stukje begonnen was, vinden we letterlijk geciteerd terug, ergens in de 12.000 vierkante meters tellende ruimte waarin dit museum zijn o m vangrijke bezit van meer dan t'weehonderd automobielen, aangevuld met nog zo 't een en ander aan gemotoriseerde vervoermiddelen en toebehoren, heeft tentoongesteld. Mitchell kwam erop nadat hij automobielfabrikant Jaguar zijn extravagante serie sportwagens van het 'E-type' op de markt had zien brengen; een gebaar dat Mitchell namens G M in 1966 beantwoordde met de lancering van zijn minstens zo extravagante Chevrolet Corvette 'StingRay'. Het witte, inderdaad wat op een stekelrog gelijkende monster staat vlak in de buurt van de veel sierlijker ogende katachtige concurrent. De Jaguars zijn, samen met de even langneuzige Aston Martins en knalrode Ferrari's, zo'n beetje de laatste prijzige speeltjes voor playboys. Daarna lijkt het definitief afgelopen met die tendens naar steeds duurder, sneller en ongewoner. Want even verderop wacht een zaal vol Toyota's die lijdzaam het recentere tijdperk van kleur- en karakterloze Japanners staan te vertegenv/oordigen. Voor ons hoeft het niet. Andermaal negeren wij de denigrerende blikken van onze Alfa-apologeet en geven de Volvo de sporen.

Het Nationaal Automobielmuseum, Steurweg 8 in het Noord-Brabantse Raamsdonksveer, ligt pal naast de A27, aan de zuidoever van de Bergse Maas, en is het gemakkelijkst met de auto te bereiken. Geopend van begin april tot eind oktober; dinsdag tot en met zaterdag van 10.00 tot 17.00; 's zondags van 11.00 tot 17.00 uur; 's maandags gesloten.

21 vu MAGAtlNE IU N I 19 94

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 243

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's