GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 13

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 13

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Koos Neuvel

Anke van der Woud Als architectuurhistoricus verlegt Auke van der W o u d graag de g r e n z e n van zijn vak. Conformisme stoot h e m af. Met zijn voorkeur voor individualisme voelt hij zich in de academische w^ereld beter op zijn gemak dan in de Avat esoterische kunstwereld. '••-^gig^^^^^^^xi dissertatie bezig was", vertelt Auke van der Woud, "wilde ik graag sleutelen aan de grenzen van mijn vakgebied. Dat boek is een vrucht van een enorme nieuwsgierigheid; een nieuwsgierigheid naar hoe Nederland er in het begin van de negentiende eeuw uitzag. Ik ben daarbij geïnteresseerd in veel wetenschapsvelden tegelijk. Dat maakt de beoordeling van zo'n boek binnen de academische wereld moeilijk. Veel mensen durven hun mond niet open te doen over iets anders dan hun eigen vakgebied. Ze verschansen zich op hun eigen terrein." Een merkwaardige kunsthistoricus is hij. De boeken van prof. dr. Auke van der Woud gaan namelijk helemaal niet over kunst of architectuur. In zijn dissertatie 'Het lege land' (1987) beschrijft hij hoe de woestenij van het Nederlandse landschap in de eerste helft van de negentiende eeuw geordend en ingericht werd. Alles komt in zijn boek aan bod: de ontwikkeling van de waterwegen, spoorwegen, de dijken, de steden, droogmakerij etc. Wie een idee wil krijgen van het Nederland in die periode, doet er goed aan 'Het lege land' ter hand te nemen. Het boek biedt een panoramisch overzicht van een tijdperk; een recensent merkte niet ten onrechte op dat het eigenlijk een aantal dissertaties ineen is. Maar met 'echte' architectuurgeschiedenis heeft het werk weinig van doen. N o g verder van zijn vakgebied verwijderde Van der Woud zich in zijn volgende boek 'De Bataafse hut' (1990). Daarin bedrijft hij ideeëngeschiedenis. Tot diep in de achttiende eeuw was het gebruikelijk om de Bataven te zien als onze heldhaftige voorvaderen; met hen nam de N e derlandse geschiedenis een aanvang. Zo rond 1800 begint dat geschiedbeeld te kantelen. Men ontdekt dat er ook een oertijd was, dat de N e derlandse geschiedenis veel verder teruggaat dan tot de Bataven. Naast de opgehemelde, hoogbeschaafde Bataven bleken ook ruwe wildemannen in aanmerking te komen voor het stamvaderschap van het Nederlandse volk. Het werk van Van der Woud valt nog door iets anders op dan door het overschrijden van vakgrenzen: zijn boeken zijn buitengewoon prettig leesbaar. Vooral bij een dissertatie, die veelal een zeer nadrukkelijke proeve van geleerdheid is.

blijkt een heldere schrijfstijl vaker uitzondering dan regel. "Die leesbaarheid heeft veel te maken met het feit dat ik geen plaatjes in mijn dissertatie wilde opnemen", verklaart hij. "Daar zit een zekere obstinaatheid in. De boeken van kunsthistorici zitten altijd bomvol afbeeldingen; het interpreteren daarvan hoort immers bij het métier. Het is een beetje kinderachtig van mij om dat niet te willen. Ik heb tegen de uitgever gezegd dat ik geen plaatjes in mijn boek wilde om mijzelf te dwingen zó te schrijven dat ze overbodig worden. Ik ben veel te rigoureus in zulke dingen want zelfs een kaart van het toenmalige Nederland, is er niet m gekomen. Dat was eigenlijk wel nodig geweest. Maar als je met een dissertatie bezig bent ga je soms aan een vorm van bewustzijnsvernauwing lijden. Je wordt te radicaal in je meningen." Auke van der Woud (1947) is betrekkelijk laat in de wetenschap terechtgekomen. Na zijn afstuderen als kunsthistoricus, in 1974 in Groningen, werd hij conservator van het Rijksmuseum KröUer-MüUer in Otterloo; korte tijd was hij er adjunct-directeur. In 1981 werd hij wetenschappelijk medewerker aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 1990 werkt hij als hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de Vrije Universiteit. In oktober 1993 hield hij daar zijn oratie over postmoderne architectuurgeschiedenis. Vond hij het prettig, vraag ik, om na zijn afstuderen in een heel andere wereld dan die van de universiteit terecht te komen? " N e e " , antwoordt Auke van der Woud, "ik heb het praktische werk in het museum nooit als mijn levensvervulling gezien. Ik had het soms bezopen druk met brieven, telefoontjes en gesprekken. Allemaal heel erg nuttig, maar op het eind van de dag wist je nauwelijks watje gedaan had. "De sprong van de museumwereld naar de academische wereld is een heel grote. Ik ben een universitair mens die ervan houdt om over belangrijke dingen na te denken en een mening te formuleren. Ik heb altijd graag met geleerden verkeerd. Dat is toch een heel andere wereld dan die van de beeldende kunst. Die is nogal esoterisch. Je kunt er hooguit zeggen datje het werk van een bepaalde kunstenaar uiterst boei-

11

VU MAGAZINE JANUARI 1994

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 13

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's