GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 160

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 160

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Traiectum ad R h e n u m overheersen het frisse wit en het heldere rood. Het geheel ademt een mediterrane sfeer. Niet zo vreemd uiteraard, voor een plaats waar de Romeinen het dagelijks leven domineren. Maar wat aan deze Romeinse stad, die onder meer ook nog een legerkamp en een grafveld gaat omvatten, vooral opvalt is dat zij op de twintigste-eeuwse bezoeker een aanmerkelijk modernere indruk maakt dan het maar liefst duizend jaar jongere Gravendam. Het zijn de strakheid van de architectonische lijnvoering, de gestrengheid van een in functionele kwadranten opgedeelde bebouwde ruimte, in combinatie met het geavanceerde comfort waarover de oorspronkelijke bewoners beschikten, die de Archeonbezoeker een gevoel van herkenning èn respect meegeven. In dit Traiectum zou een modern mens het wel kunnen uithouden, zo lijkt het; in Gravendam op den lange duur toch niet.

••••^••^

26

Hunebed en

trechterbeker

Of de gemiddelde bezoeker het ook zo lang zou kunnen uithouden in het prehistorische deel van het park, waar reconstructies van opgegraven nederzettingen uit de steen-, de brons- en de ijzertijd zijn samengebracht, is zeer de vraag. Men is hier veel meer overgeleverd aan de grillen van de natuur en zal volstrekt op eigen kracht moeten zien te overleven. En toch geldt ook hier weer, dat men zich eenmaal binnen, in bijvoorbeeld het circa zesentwintig meter lange huis dat tussen 5300 en 4900 voor Christus ergens in Noord Limburg moet hebben gestaan, op een merkwaardige manier direct thuisvoelt. Het gevoel bekruipt de toeschouwer, dat de bewoners uit deze naar het uiterlijk van hun aardewerk 'bandkeramisch' genoemde periode, het zo slecht nog niet hadden. Zij waren de eersten die, anders dan de jagers annex verzamelaars uit de eeuwen daarvoor, er in ons land en elders in Europa vaste verblijfplaatsen op na gingen houden omdat ze zelf voedselgewassen begonnen te verbouwen. Deze bandkeramische huizen verschillen voor de leek en op het eerste gezicht maar weinig van de plaggenhutten die begin deze eeuw in de veenkoloniën in het oostelijk deel van ons land nog volop te vinden waren. Sterker nog: ze ogen door hun nieuwheid, doordachtheid en degelijkheid in zekere zin zelfs gerieflijker dan die armoedige stulpjes van zo kort geleden. En dat gaat zeker ook op voor de reconstructies van bebouwing uit de tijd van de zogeheten 'trechterbekercultuur'; die van de hunebedbouwers die tussen 3500 en 2700 voor Christus het oostelijk deel van ons land bevolkten. H u n boerderijen lijken qua materiaalgebruik en b o u w wijze sterk op die van hun bandkeramische voorgangers. Maar zijzelf moeten, achteraf bezien, vindingrijker en ondernemender zijn geweest. Archeologische sporen wijzen immers uit dat tijdens de aanwezigheid van de hunebedbouwers de getrokken ploeg als landbouwwerktuig, en ook het wiel hun intrede deden, terwijl deze cultuurdragers met hun rigoureuze wijze van ontbossen en akkers bewerken, tevens verantwoordelijk mogen worden gesteld voor het ontstaan van uitgestrekte heidevelden in ons land. Al dat vernuft, dat zich sedertdien heeft opgestapeld, en dat zich tot in onze tijd verder is blijven ontwikkelen, moeten de experimenteel archeologen achter Archeon nu in feite weer afzweren, om zo onbevangen mogelijk de meest waarschijnlijke werkelijkheid van bandkeramici,

v u MAGAZINE APRIL 1 9 9 1

trechterbekers en hunnebedbouwers te kunnen benaderen.

^^s^Ê^m^^^m Bredere

verbanden

"Experimentele en educatieve archeologie liggen in elkaars verlengde", stelt de nieuwbakken hoogleraar IJzereef, die beide vakgebieden zinvol in zijn leeropdracht moet zien te combineren. "Experimentele archeologie maakt het mogelijk om - ik noem maar wat - het tempeltje van Barger Oosterveld, waarvan niet veel meer dan een fundering, een paar dwarsbalken, wat fragmentjes hout en een paar stenen er omheen zijn teruggevonden, op vijf verschillende manieren te bou\ven en te kijken of we zo wat dichter bij de waarheid kunnen komen. Tegelijkertijd breng je op die manier het verleden in beeld en dan bedoel ik: echt in beeld; want een driedimensionaal verleden waar je dwars doorheen kunt lopen is toch veel mooier dan een museumvitrine?" Overigens, experimentele archeologie betekent niet dat er altijd meteen maar gebouwd moet gaan worden. "Experimenteren", zegt IJzereef, "kun je in sommige gevallen ook heel goed op papier. En de archeoloog kan tegenv/oordig bovendien beschikken over apparatuur waarmee de prachtigste computersimulaties te genereren zijn." Bovendien is de archeologie in de afgelopen decennia toch al veranderd van een schatgravende, in een interpreterende, naar bredere verbanden zoekende wetenschap. Maar aldus relativerend, komt wel de vraag op, hoe nieuw de door IJzereef gepropageerde experimentele archeologie eigenlijk is. "Natuurlijk zijn archeologen altijd al nieuwsgierig geweest naar de functies en het gebruik van de dingen die ze opgroeven. Toen de eerste luren, die grote bronzen toeters, in Denemarken gevonden werden, was het eerste wat de archeologen deden, nadat ze waren schoon gemaakt, erop blazen, om te kijken of ze er geluid uit konden krijgen. De experimentele archeoloog gaat een stap verder: hij wil zo'n ding namaken om te achterhalen hoe ze destijds geproduceerd zijn, door wie en met behulp waarvan. De stenen bijlen die we hier in het prehistorische deel van het park gaan gebruiken, hebben we zelf gemaakt; uiteraard óók omdat je die paar originele museumexemplaren waarover we m ons land beschikken, niet kapot gaat slaan, maar toch vooral om te zien hoe lang het duurt om er een te maken, te schachten, te slijpen enzovoort, en om er daarna daadwerkelijk een boom mee om te hakken."

^^ÊmÊÊÊmi^^m De factor

mens

Een ander voorbeeld waarin experimenteren zijn nut heeft bewezen. In prehistorische opgravingen werden vaak schouderbladen van runderen gevonden, meestal meerdere exemplaren bij elkaar, en steeds met slijtageplekken aan de rand en voorzien van een gat. Gerard IJzereef vroeg zich af waarvoor die dingen gebruikt konden zijn. "Dan moet je je verplaatsen in iemand die, midden in de rimboe, een kuil wil graven. Waar doe je dat mee? Dan pakje een schouderblad van het rund datje net geslacht hebt; je slaat er een gat in, steekt er een stok door en voila: je hebt een schep!" Toen IJzereef zijn hypothese publiceerde bleek plotseling dat overal van die afgesleten schouderbladen van runderen gevonden waren. "Kijk, dan heb je iets leuks; iets wat zich concreet zo

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 160

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's