GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 127

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 127

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

te liggen. Wie de 'Snikken en grimlachjes' van Piet Paaltjens herleest, staat het aan Weltschmerz ontsprongen traankliervocht al na enkele verzen aan de lippen. En in de inmiddels in een herziene, uitgebreide versie verschenen studie van de hand van Rob Nieuwenhuys over 'De dominee en zijn worgengel', lijkt het of HaverSchmidts leven één lange lijdensweg vol geloofscrises, tobberijen en psychische inzinkingen is geweest. Nieuwenhuys' belangrijkste stelling is namelijk, dat aker e^o Paaltjens voor de getourmenteerde dichter als een bliksemafleider heeft gefungeerd, die aanvankelijk de druk van een overdosis melancholie al ironiserende verlichtte en zo het lijden

Het dichterschap van HaverSchmidt is niet meer dan een kort intermezzo

mei van een melige corpsbal wiens groteske ontboezemingen over puberaal liefdes- en levensleed er voornamelijk op gericht waren de lachspieren van zijn even balorige academiale vrienden te activeren. Het predikaat 'groot dichter' zou bij HaverSchmidt zélf waarschijnlijk aanleiding hebben gegeven tot een langdurige lachbui. De latere dominee heeft namelijk nooit de indruk gewekt dat hij veel betekenis hechtte aan zijn korte dichterscarrière, die hij zelf het liefst badinerende aldus typeerde: "Zietdaar alles bij mekaér/ Wat m den tijd van drie a vier jaar,/ De droeve zanger heeft gezongen." Evenmin ging hij trouwens prat op de korte stukjes die hij van jongs af aan schreef en steeds is blijven schrijven. Die schetsjes, verzonnen anekdotes (waarvan sommige pas nu, honderd jaar na zijn dood, voor het eerst in druk verschijnen in de bundel 'Winteravondvertellingen'), en waar gebeurde jeugdherinneringen,

geweest, dat nagenoeg hetzelfde tijdvak bestrijkt als zijn grotendeels onbezorgde studententijd te Leiden. En met hoeveel literair respect en cultuur-historisch besef men ze ook wil herlezen, de 'Snikken en grimlachjes' (naar beproefd negentiendeeeuws recept zogenaamd niet door HaverSchmidt zelf geschreven, maar hem door een op mysterieuze ^vijze verdwenen, dichtende mede-student nagelaten) blijven in veruit de meeste gevallen steken in superieur gerij-

die tijdens zijn leven al in boekvorm werden gebundeld onder de veelzeggende titel 'Familie en kennissen', zijn nu, evenals 'Snikken en grimlachjes', weer of voor het eerst alom verkrijgbaar. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook dit proza van HaverSchmidt, zuiver letterkundig gezien althans, niet het gehalte bezit om bijzetting van de auteur m het vaderlandse pantheon der literair onsterfelijken onvoorwaardelijk te rechtvaardigen.

ven. En daarmee is de werkelijkheid geen recht gedaan. Want de realiteit is, ook in dit geval, aanmerkelijk complexer dan biografen en herdenkers zouden wensen. Het beeld van HaverSchmidt als een m zichzelf gekeerde, neo-romantische neuroot, wiens leven slechts m het teken stond van één lange, particuliere worsteling met zijn worgengel, berust grotendeels op een mystificatie, en behoeft zeker bijstelling. Dat blijkt vooral uit het nader bestuderen van Haverschmidts Schiedamse periode die maar liefst dertig van zijn 58 levensjaren beslaat, en waarin hij zowel godsdienstig als sociaal-maatschappelijk dusdanig actief was, dat men eerder van een gedrevene dan van een gedoemde zou kunnen spreken.

EEN LUKE IDEALIST Gerijmei

van de aanstaande predikant nog enigszins dragelijk kon houden. Dat wil zeggen: tot op zeker moment. Want toen Piet Paaltjens' stem - overigens al vrij snel na diens eerste optreden - voorgoed verstomde, was de mogelijkheid tot het dichterlijk bezweren van HaverSchmidts wereldleed voorgoed verdwenen. HaverSchmidt zou, als we Nieuwenhuys mogen geloven, alleen zijn achtergebleven met zijn worgengel aan wie hij zich, na onmenselijk veel leed en strijd, op die vrijdagochtend, de negentiende januari van het jaar 1894, dan uiteindelijk gewonnen gaf

Zo tekende HaverSchmidt, van wie meer geestige l<rabbels bewaard zijn zichzelf temidden van vrouw, kinderen en kanarie.

gebleven,

Door wie de afloop kent - en wie kent die niet? - wordt het leven van deze dichter-dominee daarom doorgaans bezien vanuit dit ene heldere, want enkelvoudige perspectief een dramatisch relaas waarvan de elementen hun plaats krijgen uitsluitend en alleen in het licht van 's mans suïcide. Het gevaar bestaat dat alle wederwaardigheden uit het leven van Francois HaverSchmidt, die niet in dat retrospectief geconstrueerde beeld passen, als met ter zake doend terzijde worden geschov u MAGAZINE WAART 199i

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 127

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's