GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 92

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 92

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

T

en eerste

H I

Een bezoek aan een museum vormt steeds vaker een leuk en leerzaam verzetje in het weekend, dat door ouders en kinderen gelijkelijk gew^aardeerd wordt. Meer vrije tijd, gecombineerd met de speelse opzet van het hedendaags museum heeft de museale aantrekkingskracht verhoogd. Zo'n bezoek hoeft bovendien niet veel te kosten, zeker niet voor wie over een museumjaarkaart beschikt. Wat een bof dus, dat het aantal musea flink groeit: Nederland telt er inmiddels bijna duizend. Een verheugende ontwikkeling? Dat blijkt een voorbarige conclusie. De Nederlandse Museumvereniging, waarbij zo'n vierhonderd grote en middelgrote musea zijn aangesloten, spreekt afkeurend van een wildgroei. Het aantal musea, en al wat daarvoor wenst door te gaan, moet omlaag teneinde het imago van de museumwereld te verbeteren. De middelen die de N M V daartoe ter hand wil nemen zijn hoe kan het ook anders in dit regelzuchtige Holland - registratiesystemen en keurmerken. En waarom? Er moet, zegt de NMVdirecteur in de krant, "aan bepaalde normen ^vorden voldaan", zo'n museum moet uiteraard ook "voldoende draagvlak" hebben, en de collectie die men in htiis heeft, moet "adequaat geregistreerd en onderhouden worden". Bureaucratie dus. Musea danken hun ontstaan veelal aan de onweerstaanbare aandrift die elke verzamelaar - beginner of gevorderde - nu eenmaal heeft, om z'n particuliere collectie suikerzakjes, postzegels of teennagels publiekelijk ten toon te stellen. Als hij daartoe zijn garage wil ombouwen tot museum, dan is dat zijn goed recht. Ons land telt tal van waardevolle, inmiddels officieel erkende musea die ooit zo, uit pure, onbezoldigde liefhebberij, zijn opgezet. Beginnende musea zijn trouwens vaak de aardigste: kleinschalig, en gerund door enthousiaste vrijwilligers die nog weten dat 'verzameling' óók de actieve vervoeging van een werkwoord is, en niet alleen het synoniem voor een door betaalde krachten beheerde, verpletterend complete collectie. De N M V is dat blijkbaar vergeten. Een slechte beurt voor een vereniging waarvan, gezien de aard van haar streven, toch wel enig cultuurhistorisch besef mocht worden verwacht!

2 v u MAGAZINE MAART 1994

Gert J. Peelen

u I Feest De keuze tussen het naar een feest gaan en het voorbereiden van een tentamen, valt de meeste studenten niet moeilijk. Ze kiezen voor het eerste. Hoewel ze in hun achterhoofd weten dat het verstandiger is het tweede te doen. Door laat met die voorbereiding te beginnen, brengen studenten zichzelf onnodig in de moeilijkheden. Studenten praten dit gedrag goed door te zeggen dat ze zo bang zijn voor het tentamen, ze hebben zogezegd last van faalangst. Onzin, zegt de Groningse psycholoog H.C. Schouwenburg, er is geen sprake van faalangst maar van uitstelgedrag. De studenten hebben last van wilszwakte, ze kunnen geen weerstand bieden tegen de verlokkingen van de korte termijn. Het opwindende feest oogt heel wat aantrekkelijker dan het verder weg gelegen doel van het met goede cijfers afstuderen en daarmee de basis leggen voor een geslaagde maatschappelijke carrière. Schouwenburg is tamelijk gelaten over zijn bevindingen. Hij denkt dat het uitstelgedrag waarschijnlijk niet af te leren is, het is hooguit in enige mate beheersbaar, bijvoorbeeld door een schoolsere inrichting van het onderwijs, met kort op elkaar volgende tentamens. Ook kan het gebrek aan wilskracht gecompenseerd worden door het aangaan van weddenschappen met zichzelf of

T G met anderen, het zichzelf belonen of het bijhouden van voortgangsgrafieken. Wat klaarblijkelijk niet wegneemt dat sirenenzang en ander feestgedruis de modale student al snel te machtig wordt, (KN)

I Risico Risicoberekening is een soort slaappil. De aansporing die ervan uitgaat is: gaat u maar rustig slapen, er kan niets gebeuren. Steevast blijkt dat een ramp in een grote chemische fabriek slechts eenmaal in de 100.000 jaar kan plaatsvinden, de omwonenden hoeven zich dus geen enkele zorg te maken. Tenzij ze ervan uitgaan dat eens in de 100.000 jaar ook morgen kan zijn.

De scheikundige/\rdaan van Ravenzwaaij heeft in een proefschrift waarop hij aan de Rijksuniversiteit Utrecht gepromoveerd is, de gangbare vorm van risicoberekening bekritiseerd. De mogelijkheden om de omvang van een ramp te voorspellen blijken zeer beperkt te zijn. Het is maar net wat voor computerprogramma je gebruikt. De uitkomsten lopen per programma sterk uiteen. Van Ravenzwaaij vindt bovendien dat het begrip 'risico' uitgebreid moet worden. De maatschappelijke ontwrichting hangt niet alleen af, vindt hij, van het aantal doden maar ook van het aantal gewonden en de grootte van het gebied dat onbruikbaar wordt. Ook zou

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 92

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's