GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 118

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 118

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ren door middel van terugkoppelingen. In de meeste gevallen lost wegenbouw^ niets op; het leidt alleen maar tot veranderingen in woon- en werklokaties. Alle ecologische redeneringen behoren kringloopredeneringen te zijn, analoog aan de bloedsomloop of de hydrologische cyclus van onze planeet. We moeten ons niet laten leiden door angst voor vicieuze cirkels; als een kringloopredenering ons ertoe dwingt de uitgangspunten te herzien, dan hebben v/ij daar alleen maar baat bij. De tweede grondregel van de ecosyntaxis is het voUedigheids- of insluitingsprincipe; een regel die voorschrijft dat er expliciete verbanden gelegd moeten worden met alle rechtstreeks bij ons mentale ecosysteem betrokken delen. ledere discussie over het broeikaseffect, die begint met een door mensen veroorzaakte uitstoot van kooldioxide, en eindigt met de voorspelling van een wereldv/ijde temperatuurstijging, is volstrekt incompleet. Want op die manier blijven indringende en verontrustingwekkende vragen onbeantwoord, die maar twee stappen van het uitstootprobleem verwijderd zijn. Zoals: hoe is het mogelijk dat we een samenleving hebben gemaakt die de wederzijdse afhankelijkheid binnen een ecosysteem zo gewetenloos negeert? O f wat zijn de psychologische factoren waardoor we ons vastklampen aan het dogma van economische groei? En: waarom gebruiken wetenschappers zo vaak rampenscenario's om de aandacht van de samenleving te trekken? Obsceniteit

28 v u MAGAZINE MAART 1994

Het laatste en verre\veg moeilijkste hoofdstuk van mijn eco-grammaticaboek behandelt de noodzaak een syntaxis te ontwerpen waarin onderwerp en lijdend voorwerp, subject en object, een wederkerige, complementaire relatie aangaan. Ik heb nog geen flauw idee hoe dat doel bereikt kan worden, maar ik wil graag uitleggen waarom dit volgens mij de sleutel is voor een goed begrip van de ecologische problematiek. In onze cultuur zijn we gewend geraakt aan een vrijwel absolute scheiding tussen lichaam en geest, tussen natuur en cultuur, tussen overheid en samenleving, tussen 'Den Haag' en 'het veld'. We verbeelden ons dat onze geest een immaterieel wezen is, dat door rationele analyse de mate-

riële wereld begrijpelijk kan maken. Misschien is dat tot op zekere hoogte waar, maar in de ecologie schieten we er weinig mee op. Als u me niet gelooft, moet u maar eens proberen uw lichaam vanuit uw hersenen te besturen: bereken de kaliumspiegel in uw bloed, schrijf een computerprogramma voor het functioneren van uw lever en nieren, geef bevelen aan uw hart. Als u denkt dat u dat aankunt, hebt u geen flauw idee waarover u praat. We beseffen maar zelden dat we niet in leven zouden kunnen blijven zonder de welwillendheid van bijvoorbeeld de anaerobe bacteria in ons darmkanaal, dezelfde bacterieën die rechtstreeks contact met de atmosfeer moesten ontvluchten toen hun milieu door fotosynthese werd vergiftigd. Onze hersens zijn een ecologische luxe, geen noodzaak. Denk maar even terug aan m'n berkeboompje. Als we onze hersenen niet tot de orde roepen, leven ze iii een fantasiewereld, een zelfverzonnen virtuele v/erkelijkheid waarin ze kunnen doen alsof ze alles beter weten. In die illusie heeft de geest het lichaam alleen maar nodig als een fysiek oveiievingssysteem, een ingewikkelde maar uiteindelijk triviale machine. Die gedachte is echter ecologisch gezien een obsceniteit. Dat zijn beladen woorden, maar ik zal uitleggen wat ik bedoel. Zelfs op de meest elementaire niveau's is de natuur in staat, patronen te scheppen en verbanden te leggen. Een kristal is een zelforganiserende structuur. De atomen in het kristalrooster mag u zich indenken als materiële bouwstenen als u dat wilt, maar hun arrangement is een eenvoudige vorm van mentale activiteit. En wanneer u een organisme bekijkt, ontdekt u zo'n overweldigende verscheidenheid aan patronen en verbanden, van relaties en onderlinge afhankelijkheden, dat u niet langer kunt weigeren deze organismen als een hoogontwikkelde vorm van intelligentie te zien. De geest kan het alleenrecht op intelligentie en spiritualiteit niet voor zichzelf opeisen, want het hele lichaam is een geestelijk verschijnsel. We brengen ons mentale ecosysteem enorme schade toe als "we dat v/eigeren te aanvaarden. En als we zelfs niet in staat zijn voor onze eigen geestelijke gezondheid te zorgen, hoe zullen we dan ooit met verstand praten over de gezondheid van het planetaire ecosysteem?

Sprookje Ik wil besluiten met een verhaal over een berkeboompje. U hebt het eerder gehoord, maar nu is het een sprookje geworden; een sprookje over hoe dom en onbeholpen mensen zijn; over het ontbreken van het besef hoeveel schade ze aanrichten, zelfs als ze het goed bedoelen. Maar ook een sprookje dat, dankzij veel liefde, toch nog goed afloopt. Er was eens een jong berkeboompje dat langs de spoorbaan stond. Het boompje viel niemand lastig, want het had z'n handen vol aan het maken van mooie groene blaadjes en het oppoetsen van z'n bast in de hoop dat die ooit mooi wit zou worden. Maar toen kwamen er twee mensen die de wortels van het boompje losstaken en het de grond uittrokken. Het boompje verlamde van schrik, want het leed daardoor veel schade en pijn. De wind had vaak genoeg verteld hoe dom en onhandig mensen zijn, maar dat het zo erg was had het boompje nooit vermoed. Het boompje werd in een auto geladen. Het was doodsbenauwd en zwaargewond. Al zijn wortels lagen bloot. Het dacht: dit overleef ik niet. Maar toen gebeurde er een wonder. In de voortuin van zijn kwelgeesten werd het boompje voorzichtig in een kuil gezet. Het zand in de kuil was met humus vermengd, en er lag zelfs een plastic regenpijp in om voor een goede watertoevoer te zorgen. Ondanks alle ellende besefte het boompje dat de stomme prutsers die hem zo verwond hadden, toch om hem gaven. En niet alleen zij, want het hele straatje leefde mee. Elke dag kwamen de buren langs om het boompje moed in te spreken. Dat gaf hem de kracht om vol te houden. Anders had hij het zeker opgegeven.

Prof.dr.ir. H. Tennekes is directeur strategische beleidsontwikkeling bij het KNMI in De Bilt en hoogleraar in de meteorologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het liier afgedrukte essay is een enigszins bekorte versie van de tekst van de N W O / N R C Huygenslezing die hij eind '93 in Den Haag gehouden heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 118

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's