GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 128

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 128

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met die constatering is de auteur beslist geen onrecht aangedaan, want hij had, zoals gezegd, geen hoge dunk van zijn letterkundige produkten. Toch valt er een wezenlijk onderscheid te maken tussen zijn poëzie en het proza. Publiceerde hij de aan Paaltjens toegeschreven gedichten in de Leidse studentenalmanak aanvankelijk nog uitsluitend tot vermaak van zijn corpsgenoten, de latere prozafragmenten waren wèl voor een breder publiek bestemd; echter niet als literair werk in gedrukte vorm, maar voornamelijk als vrolijke lees- en voordrachtstukken waarmee HaverSchmidt de boer op ging om er in uitverkochte lokaliteiten een enthousiast publiek mee te amuseren. Anders dan bij Piet Paatjens' verzen, had HaverSchmidt met zijn voordrachten, bovendien niet uitsluitend het vermaak, maar met name ook de 'lering' van zijn publiek op het oog. Hoewel zijn literaire ambities gering waren, lag in zijn schrijf- en fabuleerdrang heel nadrukkelijk ook een opvoedkundig motief besloten. Want HaverSchmidt was vóór alles een echte negentiende-eeuwse dominee: een pedagoog dus, en een moralist en volksopvoeder die, in alles wat hij deed, de stichting, en waar mogelijk ook de verheffing van het gewone volk nastreefde. Niet in de letterkunde ligt daarom HaverSchmidts grootste verdienste waarmee een reden voor het eervol herdenken van deze figuur gegeven zou kunnen zijn, noch trouwens in de beoefening van de theologie als wetenschappelijke discipline, maar zo er voor een verering van deze omvang al aanleiding gezocht zou moeten worden - in zijn onverzettelijk idealisme waarin het onophoudelijk streven naar harmonie in kerk en samenleving om de voorrang streden met zijn pogen om de noden der armen te lenigen. En uitgerekend die verdienste heeft, op een enkele uitzondering na, in het recent herdenken van de honderd jaar terug gestorven dichter-dominee, nauwelijks aandacht gekregen.

Kettinghond

38 v u MAGAZINE MAART 1994

Uiteraard was het Schiedam uit de tweede helft van de vorige eeuw, geen hemel op aarde; ook niet voor HaverSchmidt die na een zeer korte, tamelijk ongelukkige tijd als predikant in het Friese Foudgum en in

De pastorie aan de Lange Haven te Schiedam, waar HaverSciimidt woonde.

Den Helder, uiteindelijk m deze zwarte, verpauperde jeneverstad zou belanden en... er voorgoed zou blijven. Volgens een zijner biografen zou hij aan die stad geketend zijn geweest "als een kettinghond aan een vunzig hok". En het is waar: ook HaverSchmidt zelf heeft zich met zekere regelmaat negatief uitgelaten over zijn belangrijkste standplaats, waar de alcoholdampen en steenkooWalmen uit de talloze branderijen, mouterijen en destilleerderijen een permanente depressie leken te creëren. Tegelijkertijd was Schiedam voor hem een stad waarnaar hij terugverlangde als hij op reis was. Hij had er weg gekund, als hij dat had gewild. Maar hij wilde niet. Men trachtte hem als predikant elders te beroepen. Men bood hem andere functies aan, bijvoorbeeld die van hoofdredacteur van het Nieuws van den Dag of van literair redacteur van het Handelsblad. Maar HaverSchmidt blééf in Schiedam. En HaverSchmidt blééf predikant. Waarom? Die vraag wordt nog het best beantwoord in het gedenkboek 'HaverSchmidt en Schiedam' dat dr. Herman Noordegraaf, als inwoner van die stad en als deskundige op historisch en theologisch terrein in opdracht van het Schiedamse Fonds Historische Publikaties schreef. Zo doet Noordegraaf helder uit de doeken wat de 'moderne theologie' als richting in de vaderlandse godgeleerdheid van de negentiende eeuw

tot zijn

dood

behelsde; een richting waarin nieuwerwetse theologen de overgeleverde bijbelse inzichten van eeuwen her in overeenstemming probeerden te brengen met de nieuwe inzichten die, na de Verlichting, vanuit de sterk in opkomst zijnde, moderne wetenschap werden aangedragen. Het overleefd geachte gezag van bijbel en dogma's maakte plaats voor Schriftkritiek en natuurwetenschappelijke verklaringen. Tijdens zijn studie aan de Leidse Universiteit - toentertijd hét bolwerk van deze moderne theologie stond HaverSchmidt langdurig bloot aan dit gedachtengoed dat hem sterk inspireerde. Dit ondanks het feit dat deze bekering een breuk betekende met het ongecompliceerde godsvertrouwen uit zijn jeugd. Van dat kinderlijk geloof nam hij met weemoed afscheid; het had hem destijds immers doen besluiten om, tredend in de voetsporen van zijn grootvader, dominee te worden. Maar het paste in zijn rationele levensinstelling om van dat afscheid ook publiekelijk, vanaf de kansel, verantwoording af te leggen, en anderen voor zijn nieuwe inzichten te willen winnen. HaverSchmidt bezat namelijk een hardnekkig geloof in een wetenschappelijk onderbouwde vooruitgang van een samenleving die voor hem één organisch en afgerond geheel vormde, met de christelijke godsdienst als het inspirerend en saambindend middelpunt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 128

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's