GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 492

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 492

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tekst: Stephen fay Gould / Foto's: Rosamond

Purcell

Resten van vergane slorie De laatste neushoorns zijn het restant van een zeer succesvolle groep z o o g d i e r e n . De menselijke fascinatie v o o r hun meest in het oog lopend a t t r i b u u t bezegelde echter hun l o t .

In talloze Engelstalige kinderversjes treedt de neushoorn op als het toppunt van ongerijmdheid. De vijf nog levende neushoomsoorten, pantservoertuigachtige overblijfselen uit de prehistorie waarvan de bedreigde populaties in hun Afrikaanse en Aziatische leefgebied het hoofd nog maar net boven water kunnen houden, doen denken aan gepensioneerde zwaargewichten uit een verdwenen wereld waarin spierkracht domheid kon compenseren en voor het overleven voldoende was. Moderne neushoorns zijn inderdaad een restant van vergane glorie. Ze vormden ooit een uiterst bloeiende groep; vreemd in de zin van zeldzaam waren ze dus bepaald niet. Onder hun enorm succesvolle fossiele voorouders vinden we Paraceiathenum, het grootste zoogdier dat ooit op het land geleefd heeft, een boomkruingrazer met een schouderhoogte van vijf en een halve meter. Hun grote ecologische verscheidenheid omvatte kleine en elegante hardlopers ter grootte van een geit (de hyiacodontines], en mollige rivierbewoners met het uiterlijk van een nijlpaard (de teleoceiatines). Moderne neushoorns zijn eigenlijk een restgroep van een restgroep. De voorheen veel voorkomende orde van de onevenhoevige zoogdieren is nu geslonken tot drie groepen: de neushoorns en de tapirs, die zich nog maar nauwelijks staande kunnen houden, en de paarden die door een menselijke behoefte aan transport, en een dito zwak voor strijd en wedstrijd, een kunstmatig duwtje in de rug en een nieuwe tijd van leven kregen. Technisch gesproken is een dilemma een probleem met twee logische oplossingen die elk onhoudbaar of onaangenaam zijn. In het Engels spreken we over de 'hoorns' van een dilemma, een verwijzing, vermoed ik, naar de maansikkel met zijn twee punten (of wellicht naar de duivel zelf). Het dilemma van de neushoorns berust eveneens op twee aspecten van hun opvallende en kenmerkende hoorns. Aan de ene kant markeren de hoorns onze fascinatie voor de neushoorn als een zowel ongerijmd als zeer gewild dier: een teken van roem, en daarom een gewilde trofee voor Westerse jagers. Aan de andere kant inspireerden die hoorns tot mythen over hun werkzaamheid bij het verlichten van allerlei menselijke kwalen, in het bijzonder impotentie bij mannen. De weinige hoorns die er nog zijn vormen daardoor een bonus voor stropers en een bijna onbetaalbaar bestanddeel van Oosterse geneesmiddelen.

28

WCS NOVEMBER

I996

We hebben allemaal een eigen grens waar morele verontwaardiging het wint van afstandelijke analyse. Als ik lees wat voor treurigs mensen dieren aandoen, kan ik lang een redelijke gelijkmoedigheid bewaren, maar ik word woest als ik stuit op de talloze verhalen over prachtige schepsels die m grote aantallen worden afgeslacht vanwege een enkel onderdeel dat mensen (vaak o zo lichtzinnig) begeren of (vaak o zo ten onrechte) van praktisch belang achten: olifanten om hun slagtanden, buffels om hun tong, nachtegalen om hetzelfde orgaan (voor het bereiden van een Romeins feestmaal) en gorilla's omdat sommige mensen graag asbakken kopen die gemaakt zijn van hun grote mensaaphanden. Neushoorns vallen, helaas, ten prooi aan een dergelijk schandaal: ze zijn gedoemd om te worden afgeslacht vanwege hun meest opvallende evolutionaire kenmerk. Ik wou dat ik kon doen alsof biologen van meet af aan tegen zulke uitbuiting waren. Op dit moment zijn we dat zeer zeker, maar ons verleden schiet bij het heden soms flink te kort. In een tijd die achter ons ligt, waarin de natuur werd gezien als een onbeperkte bron van schatten, en de mens als de baas van dat al, gingen verzamelaars vaak zeer lichtzinnig te werk, alsof wetenschappelijk onderzoek een massaal transport van leven uit het veld naar dood in een museumla vereiste. Op de foto van Rosamond Purcell staan slechts enkele exemplaren uit een 'restbak' met neushoomhooms uit de verzameling van mijn eigen instituut, het Museum voor Vergelijkende Dierkunde van Harvard, variƫrend van hoorns die Alexander Agassiz, de directeur van het museum, in 1877 kocht bij Ward in Londen tot dieren die jagers op safari schoten om ze vervolgens aan het museum te schenken, de laatste nog in 1936. Losse hoorns, soms nog met flarden huid eraan. Het deel dat het lot van het geheel bezegelde. Bevalligheid als afsplitsing van een symbool van lompheid, op een foto die op een vreemde manier nog mooi is ook. Zijn wij hier geen getuige van het morele equivalent van ongerijmdheid?

Stephen Jay Gould bekleedt de Agassiz-leerstoel voor dierkunde aan de Harvard Universiteit. Rosamond Purcell is kunstenares en fotografe en woont in Boston. Deze bijdrage verscheen eerder in The Sciences, juli/augustus 1996. Vertaling: Bart Voorzanger

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 492

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's