GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 443

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 443

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Buitenaards

'Algemeen Beschaafd Kosmisch', WCS juli/augustus

1996.

Ergens in de bossen van Massachusetts in de Verenigde Staten staat een groot oor, zeker 25 meter in diameter. Het oor luistert naar radiosignalen van buitenaardse wezens. Zodra een treffer wordt gedetecteerd waarschuwen de computers hun baas, professor Paul Horowitz, hoogleraar aan de Harvard Universiteit, die de leider is van het BETA-project: de uiterst serieuze en niet aflatende zoektocht naar buitenaardse broeders in het heelal. Zijn die er dan? Zijn wij mensen dan tóch niet uniek onder Gods zwerk? Dikke kans van niet, zeggen de sterrenkundigen. De structuur van de sterrenstelsels, zeggen zij, is zodanig dat er onder de triljoenen sterren in onze astronomische omgeving een kleine fractie moet bestaan die, net als onze zon, planeten bezit. Dat zijn er dus enige miljarden. Als nu eens een kleine fractie van die miljarden te verwachten planeten zich in de zogenaamde habitable zone bevindt, dan zijn er miljoenen kansen op planeten met leven. En hoeveel daarvan zouden intelligent leven kunnen bevatten? Met een stijgend gevoel van opwinding geef je zelf het antwoord: behoorlijk wat! Méér van die radioantennes bouwen, die dieper in het heelal kunnen doordringen, denk je. Maar wat als we inderdaad iets opvangen? Willen wij dan contact met ze? Ja! Zelfs in wcs wordt er aandacht aan besteed. Mark Tiaa vertelt in zijn artikel 'Algemeen Beschaafd Kosmisch' van de SETIcommissies {Search for Extraterrestrial Intelligence) die bedenken hoe met de buitenaardse wezens gecommuniceerd moet Worden.

Om te zien wat er in het eerste geval gebeurt, hoeven we niet ver te kijken. Minder geëvolueerd zijn immers óók onze aardse medebewoners: de dieren. Wat doen wij met ze? Of we melken ze, óf we scheren hun vacht eraf om er kleren van te maken, óf we vermoorden ze. In het beste geval stoppen we de evolutionair achtergeblevenen in hokken. Natuurlijk kunnen dieren geen radiosignalen uitzenden. Maar de voorbeelden wijzen op de menselijke drang zwakkere partijen te overheersen en uit te buiten. Het is dus voor deze categorie van buitenaardse wezens niet te hopen dat we ze in het huidige stadium van onze geestelijke evolutie ooit zullen ontdekken. Uit ethische overwegingen zouden wij hier ook niet naar moeten streven. Voor mede-heelalbewoners die op dezelfde sport van de evolutionaire ladder staan, hebben wij ook goede voorbeelden bij de hand: onze aardse medevolkeren. Wat doen wij, de laatste paar honderd millennia? We voeren oorlog. Gedreven door onze hebzucht en onze hang naar macht en dominantie slachten wij elkaar met intervallen van enkele decennia af. Het is niet te hopen dat we zulk soort broeders zullen ontmoeten, zeker niet als ze een haartje verder zouden zijn in hun technologische ontwikkeling. Blijven over de wezens die veel verder zijn ontwikkeld dan wij. Zij hebben andere communicatiemiddelen tot hun beschikking dan radio. Je kunt met je radio-oor luisteren totdat je blauw ziet, maar hen zal je niet horen. En misschien zijn ze al onder ons. De avatars, zoals de Jezussen en de Boeddha's. Maar na de behandeling die Jezus Christus ten deel viel, zullen ze zich vast niet meer aan ons melden. We zullen het niet weten, totdat wij over zoveel duizenden jaren het volgende stadium in onze evolutie hebben bereikt. Conclusie: we willen of kunnen onze buitenaardse medeschepselen niet ontmoeten. Het heeft dus ook geen zin ze op te sporen. Sterker nog, we willen hun aanwezigheid niet eens kennen. Vandaag nog zal ik professor Horowitz van Harvard schrijven ogenblikkelijk te stoppen met zijn interstellaire luisterproject.

Wonderlijk eigenlijk. Waarom willen wij dat contact zo graag? Bestaat er impliciete hoop dat onze ruimtebroeders zóveel verder zijn ontwikkeld dan wij, dat we iets van ze kunnen leren? Zouden zij onze redders kunnen zijn? Grappig is dat je nergens een goede onderbouwing kunt vinden van die wonderlijke wens onze ruimtebroeders te ontmoeten. Wat kan er gebeuren als wij inderdaad in contact zouden komen met buitenaardse wezens? Globaal gezien bestaan er drie mogelijkheden: de gezochte wezens zijn minder ver geëvolueerd dan wij, ze staan globaal op hetzelfde peil of ze zijn verder ontwikkeld.

Prof.ir L.N. Reijers Voorburg

w c s OKTOBER I996

31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 443

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's